In 1944, toen de Tweede Wereldoorlog op zijn einde liep, kwam de Noor Knut Magne Haugland zijn landgenoot Thor Heyerdahl tegen in een paramilitair trainingskamp in Engeland. Haugland had toen al een turbulente militaire carrière achter de rug. Hij vocht mee in de Noorse Campagne, toen zijn land overspoeld werd door de Duitsers. Na die nederlaag ging hij schuilen in Oslo en sloot zich aan bij de Noorse verzetsbeweging. In 1941 werd hij gearresteerd, maar wist te ontsnappen en via Zweden naar het Verenigd Koninkrijk te vluchten. Hij keerde terug in 1942 om de fabriek van Vemork te saboteren. In Vemork werd door de Duitsers zwaar water geproduceerd, wat gebruikt werd voor de bouw van atoomwapens. Hij werd later weer gearresteerd door de Gestapo, maar wist weer te ontvluchten en kwam weer in Engeland terecht, waar hij Heyerdahl tegen het lijf liep.
Die was volop bezig om zijn theorieën uit te werken omtrent de Polynesische migratiepatronen. Heyerdahl was er van overtuigd dat Zuid-Amerikanen in de pre-Columbiaanse tijd met vlotten Polynesië hadden bereikt en hij was vastbesloten dit te bewijzen door zelf op een vlot te kruipen dat hij volledig had gebouwd met de toenmalige materialen. Dat vlot ging de geschiedenis in als de Kon-Tiki. Heyerdahl, Haugland en nog vier anderen deden er 101 dagen over om 8.000 km te varen over de Stille Oceaan. Ze vertrokken vanuit Peru en strandden uiteindelijk op een rif in Raroia, dat deel uitmaakt van de Frans-Polynesische Tuamotu-eilanden. Hiermee had Heyerdahl aangetoond dat het wel degelijk mogelijk was om met primitieve middelen de oceaan te bedwingen.
Er kwam nog een documentaire uit over de expeditie in 1950, getiteld Kon-Tiki, waarin Haugland zichzelf speelde. Haugland en Heyerdahl overleefden al hun collega's, voor Heyerdahl zelf de pijp aan Maarten gaf in 2002, op zijn 87e. Haugland volgde dus zes jaar later. Hij werd 92.
vrijdag 25 december 2009
donderdag 24 december 2009
Albert Scanlon: Busby Babe
Aan voetballiefhebbers hoef je niet uit te leggen wie de Busby Babes waren. Aan Tarek daarentegen… De Busby Babes waren een legendarische lichting voetballers van Manchester United, onder leiding van trainer Matt Busby. Meer dan de helft van die ploeg (8 speler, 3 teamofficials en 12 andere inzittenden) kwam in 1958 om bij een vliegtuigcrash in München. Scanlon hield aan de crash enkel een schedelbreuk en een gebroken been over. Het team kwam terug van een Europese wedstrijd in
Belgrado. Albert Scanlon kan nu in het hiernamaals zijn teammaats gaan vervoegen. Hij werd 74-jaar oud.
Op 19-jarige leeftijd stapte Scanlon over naar Manchester United, waar Matt Busby toen trainer was. Met ManU werd hij Engels landskampioen en 1956 en 1957. Na het ongeval kwam hij het volgende seizoen opnieuw in actie, en onder meer dankzij zijn 16 doelpunten werd het zwaar gehavende Manchester in 1959 toch nog vicekampioen. Hij verliet Old Trafford in 1960 na 127 wedstrijden en 35 doelpunten voor ManU. Daarna speelde hij voor Newcastle, Mansfield en Lincoln.
Belgrado. Albert Scanlon kan nu in het hiernamaals zijn teammaats gaan vervoegen. Hij werd 74-jaar oud.
Op 19-jarige leeftijd stapte Scanlon over naar Manchester United, waar Matt Busby toen trainer was. Met ManU werd hij Engels landskampioen en 1956 en 1957. Na het ongeval kwam hij het volgende seizoen opnieuw in actie, en onder meer dankzij zijn 16 doelpunten werd het zwaar gehavende Manchester in 1959 toch nog vicekampioen. Hij verliet Old Trafford in 1960 na 127 wedstrijden en 35 doelpunten voor ManU. Daarna speelde hij voor Newcastle, Mansfield en Lincoln.
Brittany Murphy: “clueless” en “8 mile”
De Amerikaanse actrice Brittany Murphy is overleden. Ze werd bewusteloos teruggevonden in haar douche, en overleed op weg naar het ziekenhuis. De eerste geruchten gingen in de richting van een hartaanval, maar aangezien het om een Hollywoodactrice gaat, werden ook de woorden “eetstoornis”, “cocaine”, “pillen” en “braaksel” genoteerd.
Brittany Murphy lag niet op de top shelf in Hollywood, en zeker de laatste jaren reeg ze de low-budgetfilms aan elkaar. Grotere producties waaraan ze meewerkte waren ondermeer Clueless, 8 Mile (of de “Eminemfilm”) en Girl interrupted.
Brittany Murphy was amper 32 jaar oud.
Brittany Murphy lag niet op de top shelf in Hollywood, en zeker de laatste jaren reeg ze de low-budgetfilms aan elkaar. Grotere producties waaraan ze meewerkte waren ondermeer Clueless, 8 Mile (of de “Eminemfilm”) en Girl interrupted.
Brittany Murphy was amper 32 jaar oud.
zaterdag 19 december 2009
Hussein-Ali Montazeri : Het enfant terrible van de Iraanse clerus
Groot-Ayatollah Hussein-Ali Montazeri was al twintig jaar lang een doorn in het oog van het Iraanse establishment. Ooit was het nochtans anders; Montazeri begon als leerling van Ayatollah Khomeini in Qom en was vanaf 1963 volop bezig met het ondermijnen van het dictatoriale gezag van de Sjah. Khomeini werd op een bepaald punt buitengezwierd door de Sjah, waardoor de leiding van het verzet in handen kwam van Montazeri. Die werd in 1974 gevangengezet, maar in 1978 liep hij alweer op vrije voeten rond, zodat hij zich kon ontpoppen als één van de leiders van de Iraanse revolutie.
In tegenstelling echter tot Khomeini hield Montazeri er nog vrij liberale ideeën op na. De beste regeringsvorm was volgens hem een democratische, waarin de Islamitische juristen zoals hijzelf fungeerden als adviseurs. Die adviseurs mochten de onafhankelijkheid van de regering niet in het gedrang brengen en moesten worden verkozen door het volk.
Al snel werd Montazeri de rechterhand en gedoodverfde opvolger van Khomeini. Vanaf 1980 gaf Khomeini meer en meer macht aan zijn vroegere leerling. Tegen 1983 hing er overal waar Khomeini ergens tegen de muur hing, er een kleiner portret van Montazeri naast. Khomeini wou Montazeri ook daadwerkelijk aanduiden als zijn opvolger, maar Montazeri had bezwaren. Hij zag de opvolger liever verkozen worden door de Assemblée van Experten in plaats van aangeduid door de Ayatollah. In 1985 gaf hij toe en werd hij aangeduid als Khomeini's politieke erfgenaam.
Maar vanaf 1987 liet Montazeri andere geluidjes horen. Hij begon Khomeini meer en meer tegen te spreken en kritiek te leveren op zijn schendingen van de mensenrechten. In 1989 kwam dan de grote breuk met Khomeini. Die zette hem af en isoleerde hem bijna volledig. Khomeini overleed in juni van dat jaar en werd opgevolgd door Khamenei. Die had, vergeleken met Montazeri, maar een middelrang in de theocratische hiërarchie van Iran, iets wat de nieuwe Grote Leider hem nooit echt vergeven heeft. Montazeri werd onder huisarrest geplaatst. Ondertussen had de dissidente grijsaard echter al zo'n steun onder het volk en zelfs de leidende clerus, dat hij in 2003 terug op vrije voeten was.
In 2007 richtte Montazeri zijn pijlen op president Ahmadinejad, op wiens economische en nucleaire politiek hij scherpe kritiek uitte. Volgens hem kon men een land niet leiden op basis van slogans alleen. Bij de rellen rond de controversiële uitslag van de verkiezingen in 2009 schaarde hij zich achter de verslagen Mousavi en zat achter de schermen duchtig mee te helpen met het ondermijnen van Ahmadinejad.
Montazeri stierf aan hartfalen in zijn slaap. Hij werd 87. Zijn begrafenis smeet nog wat olie op het vuur van de rellen. Montazeri werd begraven in het schrijn van Hazrate Masoumeh, één van de meest vereerde vrouwelijke heiligen van de Sji'itische Islam. De rellen zijn nog steeds niet afgelopen en het ziet er zelfs naar uit dat het serieus aan het escaleren is in Iran. Zo kan Montazeri misschien nog verantwoordelijk worden voor twee Iraanse revoluties.
Om u een idee te geven van wat Montazeri betekende, hier nog beelden van de zijn begrafenis op 21 december, die als snel omsloeg in een massale protestbeweging tegen de regering:
In tegenstelling echter tot Khomeini hield Montazeri er nog vrij liberale ideeën op na. De beste regeringsvorm was volgens hem een democratische, waarin de Islamitische juristen zoals hijzelf fungeerden als adviseurs. Die adviseurs mochten de onafhankelijkheid van de regering niet in het gedrang brengen en moesten worden verkozen door het volk.
Al snel werd Montazeri de rechterhand en gedoodverfde opvolger van Khomeini. Vanaf 1980 gaf Khomeini meer en meer macht aan zijn vroegere leerling. Tegen 1983 hing er overal waar Khomeini ergens tegen de muur hing, er een kleiner portret van Montazeri naast. Khomeini wou Montazeri ook daadwerkelijk aanduiden als zijn opvolger, maar Montazeri had bezwaren. Hij zag de opvolger liever verkozen worden door de Assemblée van Experten in plaats van aangeduid door de Ayatollah. In 1985 gaf hij toe en werd hij aangeduid als Khomeini's politieke erfgenaam.
Maar vanaf 1987 liet Montazeri andere geluidjes horen. Hij begon Khomeini meer en meer tegen te spreken en kritiek te leveren op zijn schendingen van de mensenrechten. In 1989 kwam dan de grote breuk met Khomeini. Die zette hem af en isoleerde hem bijna volledig. Khomeini overleed in juni van dat jaar en werd opgevolgd door Khamenei. Die had, vergeleken met Montazeri, maar een middelrang in de theocratische hiërarchie van Iran, iets wat de nieuwe Grote Leider hem nooit echt vergeven heeft. Montazeri werd onder huisarrest geplaatst. Ondertussen had de dissidente grijsaard echter al zo'n steun onder het volk en zelfs de leidende clerus, dat hij in 2003 terug op vrije voeten was.
In 2007 richtte Montazeri zijn pijlen op president Ahmadinejad, op wiens economische en nucleaire politiek hij scherpe kritiek uitte. Volgens hem kon men een land niet leiden op basis van slogans alleen. Bij de rellen rond de controversiële uitslag van de verkiezingen in 2009 schaarde hij zich achter de verslagen Mousavi en zat achter de schermen duchtig mee te helpen met het ondermijnen van Ahmadinejad.
Montazeri stierf aan hartfalen in zijn slaap. Hij werd 87. Zijn begrafenis smeet nog wat olie op het vuur van de rellen. Montazeri werd begraven in het schrijn van Hazrate Masoumeh, één van de meest vereerde vrouwelijke heiligen van de Sji'itische Islam. De rellen zijn nog steeds niet afgelopen en het ziet er zelfs naar uit dat het serieus aan het escaleren is in Iran. Zo kan Montazeri misschien nog verantwoordelijk worden voor twee Iraanse revoluties.
Om u een idee te geven van wat Montazeri betekende, hier nog beelden van de zijn begrafenis op 21 december, die als snel omsloeg in een massale protestbeweging tegen de regering:
Labels:
dissident,
geestelijke,
groot-ayatollah,
iranees,
man
dinsdag 8 december 2009
Eric Woolfson : the eye in the sky is dead
De Britse zanger-keyboardspeler Eric Woolfson is op 64-jarige leeftijd overleden aan de gevolgen van kanker. Woolfson werd geboren op 18 maart 1945 in Glasgow en was sedert zijn vroege tienerjaren geobsedeerd door muziek. Op zijn 18de slaagde hij er in een auditie te versieren voor Andrew Loog Oldham, de toenmalige manager van The Rolling Stones. Nadat Woolfson twee van van zijn nummers op de piano had gespeeld, riep Oldham uit: "You're a fucking genius!". De twee signeerden ter plekke een contract en aldus kon Woolfson in de komende jaren aan de slag als songsmit voor allerlei toen populaire artiesten, waaronder ook Marianne Faithfull.
Een kantelmoment in Woolfsons carrière kwam er in 1974 toen hij in de bar van de Abbey Road Studios een zekere Alan Parsons leerde kennen. Parsons was de sound engineer van het een jaar eerder uitgebrachte The Dark Side of the Moon, het beroemde meesterwerk van Pink Floyd, en had ook meegewerkt aan enkele Beatles-albums. Woolfson en Parsons besloten samen een groep op te richten waarmee ze progressive rock wilden brengen, een genre waar onder andere Pink Floyd en de vroege Genesis (met Peter Gabriel) exponenten van waren. Met een bescheidenheid die bijna ongekend is in de muziekindustrie maakte Woolfson zich sterk dat de band absoluut zijn naam niet zou dragen en stemde ermee in ze The Alan Parsons Project te noemen. Nochtans was Woolfson niet alleen de lead zanger van de groep maar eveneens de belangrijkste song -en tekstschrijver, terwijl Parsons meer in de achtergrond bezig was als engineer. Beiden waren ook co-producers en keyboardspelers. De klemtoon moest voor Woolfson altijd liggen op de muziek, nooit op de vedettenstatus van de bandleden. Een gevolg daarvan was dat The Alan Parsons Project uitsluitend een studiogroep was die tijdens haar hele bestaan van 1975 tot 1990 nooit live speelde. De groep maakte ook gebruik van een plethora aan constant wisselende gastmuzikanten.
Alhoewel APP in de loop der jaren wel min of meer trouw bleef aan haar beginselen in de progrock, evolueerde de groep toch van experimentele conceptalbums in hun begindagen naar een meer poppy sound die zijn ingang vond bij een breed publiek. In de jaren '80 scoorden ze enkele wereldhits. Zo was er in 1982 de single Eye in the Sky, waarvan de tekst geïnspireerd was door de beroemde roman 1984 van George Orwell. Hun waarschijnlijk bekendste nummer is Don't Answer Me (1984). Op beide nummers nam Woolfson de zang voor zijn rekening. In 1990 besloten Parsons en Woolfson de stekker uit APP te trekken. Parsons besloot onder zijn eigen naam dan toch maar live te gaan spelen en op allerlei Night of the Proms-achtige evenementen de APP-nummers te brengen. Eric Woolfson schreef een aantal rockmusicals waar hij matig succes mee scoorde. In totaal verkocht The Alan Parsons Project wereldwijd maar liefst 40 miljoen platen. Nummers als Eye in the Sky en Don't Answer Me behoren tot ons collectieve muzikale geheugen en kan men heden ten dage vooral op eighties avonden bewonderen en er desgevallend al eens een shakeske op placeren.
Hieronder de videoclip van Don't Answer Me:
En hier het nummer Eye in the Sky:
Een kantelmoment in Woolfsons carrière kwam er in 1974 toen hij in de bar van de Abbey Road Studios een zekere Alan Parsons leerde kennen. Parsons was de sound engineer van het een jaar eerder uitgebrachte The Dark Side of the Moon, het beroemde meesterwerk van Pink Floyd, en had ook meegewerkt aan enkele Beatles-albums. Woolfson en Parsons besloten samen een groep op te richten waarmee ze progressive rock wilden brengen, een genre waar onder andere Pink Floyd en de vroege Genesis (met Peter Gabriel) exponenten van waren. Met een bescheidenheid die bijna ongekend is in de muziekindustrie maakte Woolfson zich sterk dat de band absoluut zijn naam niet zou dragen en stemde ermee in ze The Alan Parsons Project te noemen. Nochtans was Woolfson niet alleen de lead zanger van de groep maar eveneens de belangrijkste song -en tekstschrijver, terwijl Parsons meer in de achtergrond bezig was als engineer. Beiden waren ook co-producers en keyboardspelers. De klemtoon moest voor Woolfson altijd liggen op de muziek, nooit op de vedettenstatus van de bandleden. Een gevolg daarvan was dat The Alan Parsons Project uitsluitend een studiogroep was die tijdens haar hele bestaan van 1975 tot 1990 nooit live speelde. De groep maakte ook gebruik van een plethora aan constant wisselende gastmuzikanten.
Alhoewel APP in de loop der jaren wel min of meer trouw bleef aan haar beginselen in de progrock, evolueerde de groep toch van experimentele conceptalbums in hun begindagen naar een meer poppy sound die zijn ingang vond bij een breed publiek. In de jaren '80 scoorden ze enkele wereldhits. Zo was er in 1982 de single Eye in the Sky, waarvan de tekst geïnspireerd was door de beroemde roman 1984 van George Orwell. Hun waarschijnlijk bekendste nummer is Don't Answer Me (1984). Op beide nummers nam Woolfson de zang voor zijn rekening. In 1990 besloten Parsons en Woolfson de stekker uit APP te trekken. Parsons besloot onder zijn eigen naam dan toch maar live te gaan spelen en op allerlei Night of the Proms-achtige evenementen de APP-nummers te brengen. Eric Woolfson schreef een aantal rockmusicals waar hij matig succes mee scoorde. In totaal verkocht The Alan Parsons Project wereldwijd maar liefst 40 miljoen platen. Nummers als Eye in the Sky en Don't Answer Me behoren tot ons collectieve muzikale geheugen en kan men heden ten dage vooral op eighties avonden bewonderen en er desgevallend al eens een shakeske op placeren.
Hieronder de videoclip van Don't Answer Me:
En hier het nummer Eye in the Sky:
vrijdag 4 december 2009
Lucas Van Langendonck : Lucas van den Amedee
"Gesloten wegens ziekte". Dat was de boodschap die je te lezen kreeg als je de laatste maanden voor de deur van Café Amedee stond. Helaas voor Leuven is den Amedee nu dicht wegens sterfgeval. Lucas Van Langendonck, alias Lucas "Van den Amedee", de grote patron, zal nooit meer Scrabble spelen, nooit meer een pint tappen, nooit meer "advies" geven aan zijn klanten.
"Horse Ale, dat smaakt toch net hetzelfde als Palm." Met die gevleugelde woorden werd ik geïntroduceerd in de wondere wereld van Lucas van den Amedee. Een discussie van 5 minuten later kon ik hem er dan toch van overtuigen om mij dan toch maar nen Duvel te geven. Omdat er gene Palm was. Maar Horse Ale smaakt toch hetzelfde, aldus.
Want dat was de charme - of de merde, voor sommigen - van Café Amedee: het werd als geen ander vereenzelvigd met zijn waard. Alleen Inn't Joor 1 heeft misschien een vergelijkbare status. Kon je de kastelein niet af, kon je er maar beter wegblijven. Sinds 1983 stond hij al achter zijn toog. Er naastkijken ging dan ook nogal moeilijk. U werd bediend door een indrukwekkend bebaarde, vriendelijke betweter die op tijd en stond uw toogpraat onderbrak en zijn wereldvisie maar al te graag met u deelde, of gewoon mee in het gesprek sprong. Als hij niet aan het Scrabblebord zat. Dan kon het wel eens ietsje langer duren voor uw gerstenat voor uw neus verscheen. You love him or you hate him. Onberoerd blijven was evenwel geen optie.
Naast de legendarische barman waren er natuurlijk ook het beruchte rommelkot, de spelletjes en de muziek. Klassieke muziek begeleidde uw cafébezoek, terwijl het merendeel van de aanwezigen verdiept waren in hun overpeinzingen om die tegenstander over dat schaakbord eindelijk schaakmat te krijgen, of om die mineur naar die lastige bom te krijgen op dat strategobord, of nog om die miserie van uw wiesmaat/vijand naar de kloten te helpen (dat deed ik daar toch heel en af en toe). En natuurlijk was er het eeuwige scrabblebord. Met de Van Dale erboven, om toch maar te zien of dat rare woord van uw snoodaard van een tegenstander wel degelijk bestond.
Maar dat is nu dus gedaan. Lucas heeft de deur definitief achter zich gesloten toen hij in Gasthuisberg zijn laatste adem uitblies. "Ik probeer een beetje mezelf te zijn, maar wat is dat: jezelf zijn," was de afsluitende zin van een in 2001 gegeven interview in de Veto, het Leuvense studentenblad (dat u hier op de laatste bladzijde kan lezen: http://www.veto.be/pdf/veto_jaargang_27/veto2715.pdf). Of den Amedee nu nog zichzelf kan blijven zonder zijn bezieler, das een ander paar mouwen.
Malcolm Perry : De JFK dokter
22 november 1963 was weer een gewone werkdag voor Malcolm Oliver Perry. De Amerikaanse arts werkte al vier jaar in het Parkland Memorial Hospital in Dallas, Texas. Tot dan was hij hoogstens een voetnoot in de geschiedenis, maar het lot zorgde ervoor dat zijn leven drastisch zou omslagen.
Om 12u30, lokale tijd, werd John F. Kennedy neergeschoten toen hij in zijn open limousine door Dallas reed. De president werd onmiddellijk naar de spoedafdeling van Parkland gebracht, waar Malcolm Perry zat. Perry was de eerste dokter die Kennedy onder ogen kreeg.
Er zijn al tonnen papier volgeschreven met welke kogel wanneer en waar is terechtgekomen en of de ene wonde nu een 'exit' of een 'entry wound' was. Kennedy had - onder meer - een schotwonde in zijn hals. Perry's eerste hulp was het uitvoeren van een tracheotomie, het aanbrengen van een buisje in de luchtpijp via een snede in de hals, om de patiënt toe te laten om te ademen. Hij zou eerst getuigen dat het om een 'entry wound' ging, wat hij later dan weer veranderde in een 'exit wound'. Het lijkt triviaal, maar het feit dat het om een wonde ging, veroorzaakt door het binnendringen van een kogel, of een wonde waaruit de kogel het lichaam weer verlaat, deed er hier heel veel toe. Het bepaalde immers de baan van de kogel en zo ook van waar er geschoten werd (en door hoeveel personen, nog zoiets waar ongelofelijk veel controverse over bestaat in het geval van JFK).
In ieder geval, het resultaat bleef toch hetzelfde: de president had geen schijn van kans en werd om 13u00 doodverklaard. Perry bracht ook nog de eerste zorgen toe aan de Texaanse gouverneur John Connally, die ook geraakt was. Connally overleefde de moordaanslag en leefde nog tot 1993.
En Perry bleef maar verbonden met JFK. Diens vermoedelijke moordenaar, Lee Harvey Oswald, werd op 24 november 1963 neergeschoten door Jack Ruby. Perry was weer van dienst en moest nu de eerste zorgen toedienen aan Oswald. Die bleef er evenwel ook in.
Perry werd nu overstelpt door vragen en moest van de ene persconferentie naar de andere gaan. Hij werd dat al gauw beu en verhuisde naar McAllen, in Zuid-Texas, om al die heisa te ontvluchten. Een reporter volgde hem echter en heel het spel begon weer opnieuw. Later ging hij naar New York, waar hij hoofd van de afdeling vasculaire chirurgie werd. Hij stierf uiteindelijk aan prostaatkanker. De controverse rond JFK overleeft hem en dat zal ook wel altijd zo blijven.
Labels:
amerikaans,
arts,
JFK,
man,
moordaanslag,
prostaatkanker
donderdag 3 december 2009
Sam Salt : HMS Sheffield
'Deo Adjuvante Labor Proficit', of 'met Gods hulp zal ons werk succes kennen'. Dat was het motto van de HMS Sheffield. Veel succes heeft het schip op 4 mei 1982 toch niet gehad. Toen werd het namelijk getroffen door een Exocet anti-ship missile van het Argentijnse leger, midden in de Falklandoorlog (in se een prestigeoorlog over een hoop rotsen met veel schapen op). Kapitein van het schip was James Frederick Thomas George Salt, kortweg Sam Salt.
De HMS Sheffield - of Shiny Sheff, zoals haar bemanning het schip noemde - moest de Britse vliegdekschepen Hermes en Invincible bewaken. De Argentijnse marine had andere plannen en zond er een paar vliegtuigen naartoe. Twee raketten vuurden die af, waarvan er één de HMS Sheffield raakte, middendeks. Het projectiel ontplofte niet, maar de impact was zo groot dat er een brand ontstond, die al snel onbedewingbaar werd. De hitte was zo intens dat de brandweerlieden van Shiny Sheff brandwonden kregen van de spatten van het water waarmee ze de brand probeerden te blussen. Dat water was namelijk beginnen koken. Ondanks alle pogingen om het schip te redden, moest Salt het onvermijdelijke aanvaarden en het signaal abandon ship rondsturen. Op 10 mei zonk de Sheffield, terwijl het weggesleept werd. Daarmee kreeg Salt de dubieuze eer van de kapitein te zijn van het eerste schip van de Royal Navy sinds de Tweede Wereldoorlog dat de dieperik inging. Er zouden nog drie schepen sneuvelen in de Falklandoorlog, voor de Argentijnen het bijltje er bij neerlegden.
In de tweede Golfoorlog van 1990-91 zou hij ook het bevel voeren over een schip, maar dit keer kwam hij zonder kleerscheuren terug thuis (en zijn schip ook). Salt overleed op 69-jarige leeftijd.
Labels:
brits,
Falklandoorlog,
HMS Sheffield,
kapitein,
man
woensdag 2 december 2009
Paul Naschy : Dé cultfiguur van de horror
Paul Naschy heeft ons verlaten. De Spanjaard was één van de belangrijkste figuren uit de horrorfilms van de voorbije decennia. Hij werd vooral beroemd door zijn veelvuldige vertolkingen van allerhande monsters in een hele resem B-culthorrorfilms. Een bultenaar, een mummie, Graaf Dracula, Fu Manchu, ze werden allemaal door Naschy onder handen genomen.
De carrière van Jacinto Álvarez Molina - Naschy's echte naam - begon vanaf eind jaren '60. Naast acteren hield hij zich ook bezig met regisseren het schrijven van scenario's en zo kwam Naschy op zijn beroemdste karakter: de weerwolf Waldemar Daninsky. Twaalf keer kroop hij in de huid van de wolfman. Zelfs zijn legendarische voorganger Lon Chaney, de Amerikaanse Man with a Thousand Faces, deed het hem maar 7 keer na. Niet voor niets werd Naschy de Spaanse Chaney genoemd.
Eind jaren '60 en in de jaren '70 waren de budgetten voor de horrorfilms natuurlijk niet zo spectaculair als nu soms, met alle gevolgen vandien.
De ene keer is er bijvoorbeeld de schaduw van de overijverige cameraman als de weerwolf worstelt met de Verschrikkelijke Sneeuwman. Jawel, u leest het goed, de Verschrikkelijke Sneeuwman (in La Maldcion de la Bestia! uit 1975). Andere tegenstanders van Naschy in zijn Hombre Lobo-films (zoals de reeks noemt) zijn onder meer de vrouwelijke vampieren (La Noche de Walpurgis! uit 1970), Dr. Jekyll (Dr. Jekyll y el Hombre Lobo! uit 1971) en een magisch zwaard (!). Die laatste had de klinkende titel La Bestia y la Espada Magica! (1983).
De weerwolf zelf was ook onovertroffen: Naschy liep volledig in het zwart gekleed met een donzige trui, handschoenen met wat plukken op en overmaatse snijtanden in een geniaal, overbehaard carnavalsmasker. Weerwolffilms buiten de Hombre lobo-reeks waren dan weer de prachtig getitelde Buenas Noches, Señor Monstruo! (1982), El Aullido del Diablo (1987) en Um Lobisomem na Amazônia! (Een weerwolf in Amazonia! uit 2005). Alles werd er nog beter op doordat zijn films ook nog eens gedubt werden dat het een lieve lust was. Ik geef u de titels van enkele Engelstalige releases: Orgy of the Dead (1972), House of Psychotic Women (1973), Kilma, Queen of the Jungle (1975) en Lots of Blood (2000).
Het leverde, zoals te verwachten valt, schitterende, ongeëvenaarde cinema op. Koning Juan Carlos van Spanje gaf hem in 2001 nog de Gold Medal Award for Fine arts, ter ere van zijn bijdrage aan de Spaanse filmindustrie. Helaas voor ons overleed Paul Naschy op 1 december aan pancreaskanker.
En hier een pareltje uit het oeuvre van wijlen Paul Naschy, de Engelstalige trailer van La Noche de Walpurgis (1971), uitgebracht als Werewolf Shadow, of Werewolf vs. the Vampire Woman:
en uiteraard haalde Paul Naschy de allereerste tv-aflevering van De Nacht van de Wansmaak, de Filmnight Special. De commentaar van Jan Verheyen zegt in dit geval genoeg (let op de cameraman!). Geniet ervan!:
En hier een pareltje uit het oeuvre van wijlen Paul Naschy, de Engelstalige trailer van La Noche de Walpurgis (1971), uitgebracht als Werewolf Shadow, of Werewolf vs. the Vampire Woman:
en uiteraard haalde Paul Naschy de allereerste tv-aflevering van De Nacht van de Wansmaak, de Filmnight Special. De commentaar van Jan Verheyen zegt in dit geval genoeg (let op de cameraman!). Geniet ervan!:
dinsdag 1 december 2009
Ramses Shaffy : we zullen moeten doorgaan zonder hem...
De Nederlandse volkszanger Ramses Shaffy is op 76-jarige leeftijd overleden aan slokdarmkanker. Ramses Shaffy, zijn echte naam overigens, werd op 29 augustus 1933 geboren in het Franse Neuilly-sur-Seine als zoon van een Egyptische diplomaat en een Poolse gravin. Zijn ouders waren al gescheiden toen hij geboren werd (na 1 dag huwelijk) en op zijn 6de zette zijn aan tuberculose lijdende moeder hem op een trein naar Nederland waar hij werd opgevangen in een pleeggezin in Leiden. Shaffy maakte zijn middelbare school niet af maar geraakte in 1952 wel binnen in de Amsterdamse toneelschool. In de jaren die volgden probeerde hij aan de bak te komen als acteur. Shaffy, die homoseksueel was, had in die periode ook een langdurige relatie met de acteur Joop Admiraal. Met Admiraal, maar ook met onder andere een jonge Liesbeth List richtte hij in 1964 het variété-ensemble Shaffy Chantant op dat bijvoorbeeld de gedichten van Hans Lodeizen op muziek zette.
Het was pas toen Shaffy zich als soloartiest begon toe te leggen op het schrijven van Nederlandstalige levensliedjes dat hij echt succesvol werd. De grote doorbraak kwam er met de single Sammy uit 1966 die zowel in Nederland als Vlaanderen een enorme hit werd. Vanaf toen was hij vertrokken en in de loop van de volgende jaren zou hij uitgroeien tot één van Hollands bekendste en meest gewaardeerde chansonniers. Met zijn mooie, vaak duistere, poëtische teksten en de hymnische allure van zijn voordracht tilde Shaffy zijn levensliederen uit boven het in Nederland traditioneel toch meer kermisachtige niveau van volkszangers als Johnny Jordaan en Willy Alberti. Shaffy werd dan ook soms de 'Jacques Brel van het Noorden' genoemd. Tot zijn bekendste liedjes behoren naast Sammy ook de Pastorale (zijn duet uit 1969 met Liesbeth List en geschreven door Boudewijn De Groot en Lennaert Nijgh), We zullen doorgaan (1975) en Laat me (1978).
Ramses Shaffy was ook roemrucht om zijn legendarische drankprobleem waar hij zowat zijn hele volwassen leven mee worstelde. 's Ochtends begon hij altijd met een liter sherry. Tegen de vooravond, naar het uur van het optreden toe, had hij daar al een volledige fles wodka aan toegevoegd, want daar ging hij zo lekker van zingen, vond hij zelf. De drank eiste zijn tol. De ene na de andere van zijn muzikanten en vrienden verlieten hem in de loop der jaren omwille van zijn drankzucht en gebrek aan zelfdiscipline. Enkel Liesbeth List is steeds innig met hem bevriend gebleven. Ook zijn gezondheid had het zwaar te verduren getuige het feit dat hij sedert lang leed aan het syndroom van Korsakov en stierf aan slokdarmkanker.
Sinds begin jaren '80 was de carrière van Shaffy in verval geraakt. Zijn platenfirma weigerde op een bepaald moment om een reeds opgenomen plaat te verdelen omdat hetgene dat er op stond echt te slecht was. In de jaren '90 en '00 beleefde hij echter nog een revival en vooral eerherstel omdat hij meer en meer erkend werd als monument van de Nederlandstalige liedcultuur. Regisseur Pieter Fleury draaide in 2002 een documentaire film over Shaffy genaamd Ramses: où est mon prince? Dit uitstekende en vooral ontroerende portret won een Gouden Kalf op het Nederlands Filmfestival. In 2005 had hij zelfs weer een hit toen hij samen met Liesbeth List en de groep Alderliefste een nieuwe, rockende en gedeeltelijk Franstalige versie uitbracht van Laat me. Ramses Shaffy verbleef de laatste jaren van zijn leven in een rusthuis maar kwam nog geregeld buiten om optredens te geven.
Hieronder het nummer We zullen doorgaan.
En hier een optreden van Shaffy die samen met Liesbeth List en Alderliefste op Nieuwjaarsdag 2007 in het programma van Paul De Leeuw langskwam om Laat me te brengen:
Het was pas toen Shaffy zich als soloartiest begon toe te leggen op het schrijven van Nederlandstalige levensliedjes dat hij echt succesvol werd. De grote doorbraak kwam er met de single Sammy uit 1966 die zowel in Nederland als Vlaanderen een enorme hit werd. Vanaf toen was hij vertrokken en in de loop van de volgende jaren zou hij uitgroeien tot één van Hollands bekendste en meest gewaardeerde chansonniers. Met zijn mooie, vaak duistere, poëtische teksten en de hymnische allure van zijn voordracht tilde Shaffy zijn levensliederen uit boven het in Nederland traditioneel toch meer kermisachtige niveau van volkszangers als Johnny Jordaan en Willy Alberti. Shaffy werd dan ook soms de 'Jacques Brel van het Noorden' genoemd. Tot zijn bekendste liedjes behoren naast Sammy ook de Pastorale (zijn duet uit 1969 met Liesbeth List en geschreven door Boudewijn De Groot en Lennaert Nijgh), We zullen doorgaan (1975) en Laat me (1978).
Ramses Shaffy was ook roemrucht om zijn legendarische drankprobleem waar hij zowat zijn hele volwassen leven mee worstelde. 's Ochtends begon hij altijd met een liter sherry. Tegen de vooravond, naar het uur van het optreden toe, had hij daar al een volledige fles wodka aan toegevoegd, want daar ging hij zo lekker van zingen, vond hij zelf. De drank eiste zijn tol. De ene na de andere van zijn muzikanten en vrienden verlieten hem in de loop der jaren omwille van zijn drankzucht en gebrek aan zelfdiscipline. Enkel Liesbeth List is steeds innig met hem bevriend gebleven. Ook zijn gezondheid had het zwaar te verduren getuige het feit dat hij sedert lang leed aan het syndroom van Korsakov en stierf aan slokdarmkanker.
Sinds begin jaren '80 was de carrière van Shaffy in verval geraakt. Zijn platenfirma weigerde op een bepaald moment om een reeds opgenomen plaat te verdelen omdat hetgene dat er op stond echt te slecht was. In de jaren '90 en '00 beleefde hij echter nog een revival en vooral eerherstel omdat hij meer en meer erkend werd als monument van de Nederlandstalige liedcultuur. Regisseur Pieter Fleury draaide in 2002 een documentaire film over Shaffy genaamd Ramses: où est mon prince? Dit uitstekende en vooral ontroerende portret won een Gouden Kalf op het Nederlands Filmfestival. In 2005 had hij zelfs weer een hit toen hij samen met Liesbeth List en de groep Alderliefste een nieuwe, rockende en gedeeltelijk Franstalige versie uitbracht van Laat me. Ramses Shaffy verbleef de laatste jaren van zijn leven in een rusthuis maar kwam nog geregeld buiten om optredens te geven.
Hieronder het nummer We zullen doorgaan.
En hier een optreden van Shaffy die samen met Liesbeth List en Alderliefste op Nieuwjaarsdag 2007 in het programma van Paul De Leeuw langskwam om Laat me te brengen:
donderdag 26 november 2009
Giorgio Carbone : Sua Tremendità di Seborga
Er bestaan zo van die dingen als micronaties: echt bestaande of virtuele staten die niet internationaal juridisch erkend worden. Het bekendste is Sealand, een een oud kunstmatig eiland dat in 1967 onafhankelijk werd verklaard door Roy Bates. Andere voorbeelden zijn de Conchrepubliek, de Vrijstad Christiana en - geen grap - het Gay and Lesbian Kingdom of the Coral Sea Islands. Dat laatste is in 2004 opgericht en heeft als 'keizer' Dale Parker Anderson - Dale I voor zijn onderdanen.
In Italië is er ook zo'n staatje: het vorstendom Seborga. En de prins van Seborga, Giorgio I, is gestorven. In het begin van de jaren '60 kreeg Giorgio Carbone, toen nog het hoofd van de plaatselijke bloemenkwekers-coöperatie, het in zijn hoofd dat Seborga, een klein stadje in Noordwest-Italië, nabij de Franse en Monegaskische grens, eigenlijk nog steeds onafhankelijk was. Het oude vorstendom ging terug tot de 10e-11e eeuw. Het werd in 1729 verkocht aan het koninkrijk Sardinië-Piëmont, dat later opging in het koninkrijk Italië. Bij elk verdrag werd het stadje bovendien altijd over het hoofd gezien. Volgens Giorgio is die verkoop nooit geregistreerd door zijn nieuwe eigenaar, waardoor het vorstendom dus nog steeds bestaat. Tegen 1963 was Giorgio er in geslaagd om zijn medestadsgenoten te overtuigen van zijn gelijk en hij werd verkozen als de nieuwe vorst. Vanaf dan was hij Giorgio I, vorst van Seborga. Lokaal werd hij Sua Tremendità genoemd.
Giorgio I regeerde rustig over zijn 362 onderdanen, in volle harmonie met de Italiaanse regering, en kreeg al snel veel aandacht vanuit toeristische hoek. Er kwamen eigen postzegels, paspoorten en zelfs even een eigen munt, de Luigino. In 1995 werd hij per referendum bevestigd als vorst, met 304 stemmen voor en slechts 4 tegen. In 2005 verscheen hij in het BBC-programma How to start your own country (in episode 3 om precies te zijn). In januari 2006 kondigde hij aan dat hij zou aftreden als hij 70 werd. De oorzaak was blijkbaar een rel over de heraanleg van het stadscentrum. Eens Giorgio de 70 gepasseerd was, zat hij echter nog altijd op zijn troon. In juni 2006 kreeg hij zowaar concurrentie: ene 'Prinses Yasmine von Hohenstaufen Anjou Plantagenet' eiste het vorstendom op. Die dame beweerde af te stammen van de Middeleeuwse keizer Frederik II en beschouwde zichzelf als de rechtmatige leider. Ze schreef zelfs een brief aan de Italiaanse president waarin ze aanbood om Seborga aan Italië te verkopen. Giorgo I bleef niettemin stevig in het zadel zitten en deed haar af als 'de internetprinses'.
Sua Tremendità kampte al wat langer met zijn gezondheid en hij overleed gisterenmorgen. Giorgio I werd 73. Als u wat meer wilt weten, ga gerust eens naar http://www.seborga.homeip.net/ (de officiële website van het vorstendom, met prachtige muziek), of als u op de hoogte wil blijven van het reilen en zeilen in het pittoreske Seborga, surf gerust eens naar de Seborga Times: http://seborgatimes.blogspot.com/ (of de Italiaanse versie, iets uitgebreider: http://gazzettadiseborga.blogspot.com/). Een opvolger is nog niet bekend.
maandag 23 november 2009
Lucky : Het oudste schaap ter wereld
Lucky heeft ons verlaten. Het arm schaap (letterlijk in dit geval) was het oudste ter wereld. Lucky haalde de onder schapen zeer respectabele leeftijd van 23 jaar, zes maanden en 28 dagen. Voor ons klinkt dat niet zo indrukwekkend, maar als we dat omrekenen naar mensenjaren komen we uit op 180.
Het beest werd geveld door de hittegolf die haar thuisland Australië nu al enkele dagen teistert. Nochtans had haar eigenares, Delrae Westgarth, er alles aan gedaan om het stokoude dier te beschermen tegen de loeihete temperaturen. Lucky kreeg een plekje in de schaduw en als het dan nog te warm was, werd de airco opgezet. Helaas, het mocht niet baten.
Lucky was de toeristische topattractie van Lake Boulac, een Australisch boerengat ten westen van Melbourne dat de volle 250 zielen telt. De kranige ooi was ook de beroemdste inwoner van het dorp. Verwacht wordt dat er een heuse stormloop zal losbarsten op "Lucky-producten", met postkaarten met het schaap op als absolute topper.
Lucky werd begraven onder haar favoriete perzikenboom.
vrijdag 20 november 2009
Jeanne-Claude Denat de Guillebon : inpakken en weg ermee
De Franse kunstenares Jeanne-Claude is op 74-jarige leeftijd overleden aan een hersenbloeding. Zij werd geboren op 13 juni 1935 als Jeanne-Claude Denat de Guillebon in Casablanca als dochter van een Franse officier die daar gestationneerd was. In 1958 leerde ze in Parijs de Bulgaarse kunstenaar Christo Javacheff kennen en enkele jaren later trouwde ze met hem. De twee lieten hun familienamen vallen en presenteerden zich uitsluitend als Christo en Jeanne-Claude. Voor hun gezamelijke kunstwerken werd zelfs alleen Christo's naam gebruikt omdat dit voor het publiek minder verwarrend zou zijn, maar ze waren weldegelijk beiden medeverantwoordelijk voor de gigantische projecten die ze sinds begin jaren '60 op de wereld loslieten. Christo en Jeanne-Claude behoorden tot de in de jaren '60 in de beeldende kunst dominerende stroming van het nouveau réalisme. Ze zijn natuurlijk vooral bekend vanwege hun megalomane inpakkunstwerken. De idee is simpel: men neme een groots architecturaal bouwwerk of natuurlijk landschapsfenomeen en men pakke het in met stof. Dit liet men dan een tijdje zo staan zodat de mensen het konden komen bewonderen en dan werd het uiteraard terug uitgepakt. Christo en Jeanne-Claude financierden alles zelf. Hun inkomsten haalden ze uit voorontwerpen en foto's. Ze waren er formeel in dat deze werken louter en alleen het overbrengen van een puur esthetische ervaring dienden, zonder diepere betekenissen of geëngageerde bijbedoelingen. Tot hun bekendste werken (zie foto's onder) behoren het inpakken van de Reichtstag in Berlijn (1995), de Pont Neuf in Parijs (1985) en 11 eilandjes in de baai van Miami (1983).
woensdag 18 november 2009
Tuur Van Wallendael: de wetstraatjournalist van de SP.
TV-Journalisten die overstappen naar de politiek, daar kijken we nu al lang niet meer van op: Ivo Belet (CD&V) deed het, Dirk Sterckx (Open VLD) ook en aan Waalse kant ging de anchor woman van het RTBF-journaal, Frédérique Ries, in op de avances van Didier Reynders om op een MR-lijst te gaan staan. Een van de eerste journalisten die het waagde in de politiek was Tuur Van Wallendael die 1989 de wetstraatjournalistiek achter zich liet om woordvoerder te worden op het kabinet van Willy Claes (SP).
Dat was het begin van een tweede leven voor Van Wallendael, want van daar ging het naar Antwerpen, waar Van Wallendael in 1991 de allereerste ombudsman van de stad werd. In 1995 raakte hij verkozen als Vlaams volksvertegenwoordiger en in 2001 werd hij schepen van Sociale en Juridische Zaken onder burgemeester Leona Detiège (sp.a). Hij bleef schepen in ’t Stad tot 2006. Bij de visa-affaire in de stad Antwerpen was hij het die de kat de bel aanbond.
IN 2006 werd een eerste keer darmkanker vastgesteld. Hij genas, maar herviel begin dit jaar. Van Wallendael koos zelf het moment van zijn dood. Hij werd 71 jaar oud.
Klik hier om de VRT-reportage over het overlijden van Van Wallendael te bekijken.
Dat was het begin van een tweede leven voor Van Wallendael, want van daar ging het naar Antwerpen, waar Van Wallendael in 1991 de allereerste ombudsman van de stad werd. In 1995 raakte hij verkozen als Vlaams volksvertegenwoordiger en in 2001 werd hij schepen van Sociale en Juridische Zaken onder burgemeester Leona Detiège (sp.a). Hij bleef schepen in ’t Stad tot 2006. Bij de visa-affaire in de stad Antwerpen was hij het die de kat de bel aanbond.
IN 2006 werd een eerste keer darmkanker vastgesteld. Hij genas, maar herviel begin dit jaar. Van Wallendael koos zelf het moment van zijn dood. Hij werd 71 jaar oud.
Klik hier om de VRT-reportage over het overlijden van Van Wallendael te bekijken.
Labels:
belgisch,
euthanasie,
journalist,
man,
politicus,
socialist
Huang Tingxin : De laatste Chinees van D-Day
Huang Tingxin is overleden. De man was de laatste Chinese veteraan van D-Day. In 1942, toen hij 24 was, werden hij en 23 andere marine-officieren naar het Verenigd Koninkrijk gestuurd, om daar te studeren en mee te vechten met de Geallieerden. Na zijn training aan het Royal Naval College werd hij in maart 1944 deputy watch officer op de HMS Searcher (zie foto). De Searcher was een escort carrier, een kleinere en tragere versie van het vliegdekschip met een tonnage van 10.000 ton. Het schip had 25 gevechtsvliegtuigen aan boord. Huangs taak was ervoor te zorgen dat de Searcher op koers bleef en in formatie bleef varen. Geen klein bier overigens, want de manier waarop het schip vaarde, was van groot belang voor de landing van de vliegtuigen op het dek. Een verkeerde hoek betekende een verkeerde landing, met alle gevolgen vandien.
Zo kwam hij op 6 juni 1944 terecht voor de kust van Normandië. In een interview in 2006 zei hij dat zijn taak op het schip niet zo'n grote was. Huang wees daarentegen op de Chinese soldaten die ook mee aan land gingen met de Geallieerden.
Na de oorlog keerde hij in 1948 terug naar China. Toen een jaar later de Volksrepubliek gesticht werd, ging hij terug bij de marine. Een decennium later ging hij les geven aan de universiteit tot aan zijn pensioen. Huang sprak raar of zelfden over zijn marine-ervaringen. Het was pas toen hij aan zijn bed gekluisterd werd door de ziekte van Parkinson dat hij zijn memoires dicteerde aan zijn zoon, Huang Shansong. Toen Tingxins verhaal ten einde was, had Shansong 60.000 woorden neergeschreven.
Huang Tingxin werd 91. In 2006 kreeg hij nog het Légion d'Honneur. Eén van zijn studenten herinnerde zich nog zijn mening over oorlog: 'Ik wou dat het woord "oorlog" een historische term werd en voor eeuwig zo zou blijven.' Hij overleed op Wapenstilstand, maar het nieuws werd nu pas bekendgemaakt.
maandag 16 november 2009
Pierre Harmel : De ex-premier achter de Harmel-doctrine
Ze maken ze niet meer zoals vroeger, de Belgische politici. En zo'n imposante politieke krokodil heeft ons nu verlaten. Pierre Harmel was een Franstalige christendemocraat, geboren te Ukkel in 1911. Harmel studeerde rechten aan de Université de l'Etat in Luik, waar hij in 1933 ook zijn doctoraat behaalde. Na de Tweede Wereldoorlog smeet Harmel zich in de politiek. Hij werd in 1945 lid van de pas opgerichte PSC-CVP. Een jaartje later werd hij voor het eerst verkozen om in het Parlement te zetelen; hij zou zijn zetel in de Kamer onafgebroken houden tot 1971.
In het Parlement diende hij een wetsvoorstel in voor de oprichting van een onderzoekscentrum voor de problemen van de taalgemeenschappen. Het 'Harmelcentrum' publiceerde zijn eindverslag in 1958: het zou de basis worden voor de vastlegging van de taalgrens en voor de eerste grondwetswijziging in 1970.
In 1949 vertegenwoordigde hij België in de vierde Algemene Vergadering van de VN. In 1950 werd hij Minister van Onderwijs en kreeg hij al direct een serieus probleem op zijn bord gesmeten: de Schoolstrijd. De christendemocratische Harmel verhoogde de lonen van de leraars in privéscholen. Privéscholen, lees dus katholieke scholen. Uiteraard vloog dit in het verkeerde keelgat bij de liberalen en de socialisten en toen Harmel in 1954 zijn post moest afstaan aan de socialist Leo Collard, begon die onmiddellijk alle maatregelen van zijn voorganger ongedaan te maken. Het gevolg was natuurlijk massaal protest bij het katholieke blok. Uiteindelijk werd de hele hetze geregeld met het Schoolpact van 1958, een typisch compromis à la belge.
Na een paar ministerposten (o. a. Justitie) onder de regering Eyskens (senior, uiteraard) kwam de volgende uitdaging. In 1961 hadden ze ook regeringscrisissen en Harmel werd aangesteld als informateur. In tegenstelling tot sommige contemporaine politici deed hij zijn job naar behoren en hij werd opgevolgd door de formateur en toekomstige Eerste Minister Théo Lefèvre.
Van 28 juli 1965 tot 19 maart 1966 werd hij dan de opvolger van Lefèvre als premier. Daar kreeg hij te maken met de sluiting van de mijn in Zwartberg, waar bij protesten twee doden vielen. De regering Harmel viel tenslotte over disputen omtrent de ziekteverzekering (sommige dingen veranderen nu eenmaal nooit).
Maar het was onder zijn opvolger, Paul Vanden Boeynants, dat Harmel zou uitblinken. Onder VDB was hij Minister van Buitenlandse Zaken. In die hoedanigheid was hij in 1970 de voorzitter van de openingsvergadering over de uitbreiding van de Europese Unie, toen nog de EEC. Zijn openingstoespraak is nog steeds de blauwdruk voor de eerste contacten met nieuwe kandidaatlidstaten.
In 1967 diende Harmel een rapport in bij de NAVO-raad van ministers, getiteld Future Tasks of the Alliance. Daarin pleitte hij voor het behoud van een sterk defensief bondgenootschap, maar wou hij tegelijkertijd toenadering zoeken tussen de Navo-landen en de leden van het Warschaupact. Het ging de geschiedenis in als de Harmel-doctrine. Die lag mee aan de basis van de détente van de jaren '70 tussen de twee grote ideologische machtsblokken en leidde tot de Oost-Westakkoorden van Helsinki en de oprichting van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking van Europa (OVSE). Zelfs iemand als de West-Duitse kanselier Willy Brandt (hier links met Harmel op de foto) werd zo beïnvloed door de Belg Pierre Harmel.
Van 1971 tot 1977 zetelde hij in de Senaat. In 1973 werd hij Minister van Staat. 1984 werd het jaar van zijn pensioen, na nog wat gezeteld te hebben in de gemeenteraad van Sint-Pieters-Woluwe. In maart 1991 werd Pierre Harmel door wijlen Boudewijn in de adelstand verheven. Voortaan was hij Pierre Graaf Harmel, wat ook al op zijn belang duidde. Baron worden was toen ook al vrij eenvoudig, graaf was niet voor iedereen weggelegd.
Pierre Harmel overleed op 15 november 2009 in Brussel. Hij werd 98.
donderdag 12 november 2009
Robert Enke: weltschmerz tussen twee palen
Ik weet niet of iemand het leven kan sturen. Maar van een ding ben ik zeker, je kunt het niet veranderen. Het zijn woorden van Robert Enke, doelman van Bundesligaclub Hannover ’96. Hij stapte uit het leven op een spoorwegovergang in een klein steegje ergens tussen Bremen en Hannover.
Vorige zondag stond Enke nog in doel bij Hannover (2-2 tegen Hamburg), er leek niks aan de hand. Maar Enke veinsde, zijn Weltschmerz was een privé-zaak, zijn terugkomende zware depressies was geen voer voor Bild Zeitung, vond hij.
De carrière van de doelman liep dan ook niet van een leien dakje, hoewel hij bij een aantal absolute Europese topclubs op de loonlijst stond. Hij debuteerde op 18-jarige leeftijd in de Bundesliga bij Borussia Mönchengladbach. Die club ruilde hij vier jaar later voor het Portugese Benfica, waarna hij nog een stapje hogerop zette, bij het grote Barcelona. Maar dat werd geen succes: hij speelde maar vier wedstrijden voor de Catalanen. Hij wordt een jaar later dan ook uitgehuurd naar de Turkse topclub Fenerbahçe. Daar speelt hij amper 1 match die met 3-0 verloren ging tegen Istanbulspor, een middenmoter uit de Turkse Süperlig. Na het laatste fluitsignaal krijgt hij aanstekers en muntstukken naar zijn hoofd gesmeten door zijn eigen aanhang. Een door faalangst overmande Enke sukkelt in een zware depressie, maar de buitenwereld weet er niets van.
Enke zet een stapje terug, en gaat in de Spaanse tweede klasse spelen bij Tenerife en weet zijn carrière terug wat aan te zwengelen. Vijf jaar nadat hij op buitenlands avontuur vertrok, gaat hij opnieuw aan de slag bij een Bundesligaclub: Hannover 96 zal zijn laatste club worden. Daar weet hij zich sportief terug op te werken, maar privé slaat het noodlot toe: zijn dochtertje sterft aan een hartafwijking.
In zijn carrière verzamelde Enke 8 selecties voor de Mannshaft. Hij laat een vrouw, een geadopteerde dochter en een Duitse voetbalwereld in shock na.
KLik hier om de ZDF-reportage over het plotse overlijden te bekijken
Vorige zondag stond Enke nog in doel bij Hannover (2-2 tegen Hamburg), er leek niks aan de hand. Maar Enke veinsde, zijn Weltschmerz was een privé-zaak, zijn terugkomende zware depressies was geen voer voor Bild Zeitung, vond hij.
De carrière van de doelman liep dan ook niet van een leien dakje, hoewel hij bij een aantal absolute Europese topclubs op de loonlijst stond. Hij debuteerde op 18-jarige leeftijd in de Bundesliga bij Borussia Mönchengladbach. Die club ruilde hij vier jaar later voor het Portugese Benfica, waarna hij nog een stapje hogerop zette, bij het grote Barcelona. Maar dat werd geen succes: hij speelde maar vier wedstrijden voor de Catalanen. Hij wordt een jaar later dan ook uitgehuurd naar de Turkse topclub Fenerbahçe. Daar speelt hij amper 1 match die met 3-0 verloren ging tegen Istanbulspor, een middenmoter uit de Turkse Süperlig. Na het laatste fluitsignaal krijgt hij aanstekers en muntstukken naar zijn hoofd gesmeten door zijn eigen aanhang. Een door faalangst overmande Enke sukkelt in een zware depressie, maar de buitenwereld weet er niets van.
Enke zet een stapje terug, en gaat in de Spaanse tweede klasse spelen bij Tenerife en weet zijn carrière terug wat aan te zwengelen. Vijf jaar nadat hij op buitenlands avontuur vertrok, gaat hij opnieuw aan de slag bij een Bundesligaclub: Hannover 96 zal zijn laatste club worden. Daar weet hij zich sportief terug op te werken, maar privé slaat het noodlot toe: zijn dochtertje sterft aan een hartafwijking.
In zijn carrière verzamelde Enke 8 selecties voor de Mannshaft. Hij laat een vrouw, een geadopteerde dochter en een Duitse voetbalwereld in shock na.
KLik hier om de ZDF-reportage over het plotse overlijden te bekijken
woensdag 11 november 2009
Tom Merriman : Jingle all the way
De grondlegger van de jingle-industrie is overleden. De Amerikaan Tom Merriman schreef duizenden jingles voor radio en tv en was de eerste die een bedrijf oprichtte - in 1955 - dat zich daarin specialiseerde. Naast de deuntjes voor radio en tv componeerde hij ook nog muziek voor reclamecampagnes en shows in Las Vegas. Merriman zat ook achter de muziek die in pretparken gebruikt wordt om de verschillende attracties te begeleiden. Zijn jingles bleven niet alleen beperkt tot de Verenigde Staten: al snel werd zijn oeuvre geëxporteerd over heel de wereld en duchtig overgezongen waar het nodig was. Vanaf 1967 kregen de bedrijven die hij uit de grond stampte steevast zijn initalen mee. Het laatste was TM Studios.
Naast zijn jingle-avonturen speelde Merriman ook in de Liberty Network Band, waar hij meehielp met grootheden als Louis Armstrong, Duke Ellington en Cab Calloway. Een paar dagen voor zijn dood werd hij nog opgenomen in de Texas Radio Hall of Fame. De vader van de jingle sukkelde al langer met zijn gezondheid. Hij was 85 toen hij thuis in Dallas, Texas, overleed.
dinsdag 10 november 2009
John Allen Muhammad : The Washington Sniper
Gedurende 3 weken in oktober 2002 vielen er rond de Capital Beltway, een snelweg die ruwweg Washington D.C. omvat, 10 doden en 3 zwaargewonden als gevolg van een op hol geslagen sluipschutter. In totaal vonden er 15 aanslagen plaats. Er was totaal geen verband tussen de doden: één slachtoffer was het gras aan het maaien, een ander was gewoon aan het tanken, nog één zat gewoon een boek te lezen op een bank. Alle doden waren afgemaakt met een enkel schot, afgevuurd vanop een grote afstand. Heel de regio stond in rep en roer, de politie ging uit van een enkele schutter.
Toen ze eindelijk de dader op konden pakken, bleek dat er twee verantwoordelijken waren. Ze lagen rustig te maffen in hun auto. De eerste, de schutter, was John Allen Muhammad, de tweede was de 17-jarige Jamaïcaanse immigrant Lee Boyd Malvo. Ze reden heel de tijd rond in een blauwe 1990 Chevrolet Caprice sedan en waren al op dreef van in september. Toen hadden ze in Louisiana en Alabama hier en daar een overval gepleegd, waar drie doden bij gevallen waren.
Muhammad heette oorspronkelijk John Allen Williams, tot hij zich in 1987 bekeerde tot de Islam en in 2001 van naam veranderde. Muhammad had Malvo leren kennen in Antigua. Muhammad keurde de aanslagen van 9/11 goed en nam Osama Bin Laden aan als rolmodel. De minderjarige Malvo werd rustig geïndoctrineerd door Muhammad; op zijn proces bleek dat de dolle schutter zijn compaan ervan had overtuigd dat de rechtszaak het begin zou zijn van een nieuwe natie van alleen jonge, zwarte mensen, ergens in Canada. Hij zou zelfs zo ver gaan om de Amerikaanse overheid te chanteren. Het liep evenwel op iets anders uit. Muhammad werd ter dood veroordeeld, Malvo kreeg meerdere keren levenslang. De man die bekend werd als de Beltham Sniper, de D.C. Sniper of de Washington Sniper was 48 toen een dodelijke injectie een einde maakte aan zijn leven.
Labels:
amerikaans,
executie,
man,
sluipschutter,
spree killing
Dimitri De Fauw : de gladiolen en de dood op de piste
De Belgische wielrenner Dimitri De Fauw heeft zich op 28-jarige leeftijd gezelfmoord. De Fauw werd geboren op 13 juli 1981 te Gent. Hij blonk vooral uit in het baanwielrennen. Jarenlang was 'Tarzan', zoals zijn bijnaam luidde, een vaste waarde in het zesdaagsecircuit en hij werd vanaf 2001 in totaal 9 keer Belgisch kampioen in diverse baandisciplines (de kilometer, sprint, keirin, scratch, omnium). Van 2003 tot 2005 reed hij voor de prestigieuze Quickstep-ploeg van Patrick Lefèvre. Hij reed ook wedstrijden op de weg waarin hij de nobele taak van waterdrager vervulde. In 2006 stapte hij over naar Chocolade Jacques.
In november van datzelfde jaar nam De Fauw, zoals elk jaar, deel aan de Zesdaagse van Gent in de vélodrome Het Kuipke. Hier werd hij een hoofdrolspeler in een tragisch ongeluk. Tijdens de koppelkoers haakten De Fauw en de Spanjaard Isaac Galvez, de regerende wereldkampioen in deze discipline, met hun fietsstuur in mekaar. Het gevolg was een vreselijke valpartij waarbij enkele van Galvez' ribben zijn hart en zijn aorta doorboorden (zie foto rechts). De wereldkampioen stierf ter plaatse. Alhoewel iedereen het er over eens was dat het hier een accident betrof waar hij geen enkele schuld aan had, was De Fauw compleet kapot van dit voorval. In een interview met Humo bekende hij een jaar later dat hij in de dagen na het ongeval zelfmoord had overwogen. "Ik bleef mezelf maar verwensen: ik ben een moordenaar! Ik ben een moordenaar!", vertelde hij in dat gesprek. De Fauw is de dood van Galvez nooit te boven gekomen en pakte sindsdien geen platte prijs meer. Dit jaar reed hij voor de wel zeer bescheiden ploeg van AA Drinks en voor 2010 had hij zelfs geen contract meer kunnen vinden. Volgens sommige kenners was het vooral de teloorgang van zijn carrière die de pistier tot zijn wanhoopsdaad heeft gebracht.
In de dagen na zijn dood kwam aan het licht dat Dimitri De Fauw indertijd de geheime informant was geweest waarop schandaalsenator Jean-Marie Dedecker en riooljournalist Maarten Michielssens van Het Laatste Nieuws hun verhalen hadden gebaseerd over zogezegd georkestreerd dopinggebruik bij Quickstep en de barbecues van Tom Boonen die meer op drugsorgieën zouden lijken. Voor het publiceren van deze onzin zijn Michielssens en HLN onlangs nog veroordeeld tot een boete van 500.000€ te betalen aan manager Lefèvre en ploegdokter Van Mol. In het wielermilieu zou het duidelijk geweest zijn dat De Fauw de verklikker was die de zogenaamde 'omerta' had verbroken en hierop zou hij vervolgens door het peloton collectief uitgespuwd zijn. Dedecker heeft intussen bevestigd dat De Fauw zijn bron was.
In november van datzelfde jaar nam De Fauw, zoals elk jaar, deel aan de Zesdaagse van Gent in de vélodrome Het Kuipke. Hier werd hij een hoofdrolspeler in een tragisch ongeluk. Tijdens de koppelkoers haakten De Fauw en de Spanjaard Isaac Galvez, de regerende wereldkampioen in deze discipline, met hun fietsstuur in mekaar. Het gevolg was een vreselijke valpartij waarbij enkele van Galvez' ribben zijn hart en zijn aorta doorboorden (zie foto rechts). De wereldkampioen stierf ter plaatse. Alhoewel iedereen het er over eens was dat het hier een accident betrof waar hij geen enkele schuld aan had, was De Fauw compleet kapot van dit voorval. In een interview met Humo bekende hij een jaar later dat hij in de dagen na het ongeval zelfmoord had overwogen. "Ik bleef mezelf maar verwensen: ik ben een moordenaar! Ik ben een moordenaar!", vertelde hij in dat gesprek. De Fauw is de dood van Galvez nooit te boven gekomen en pakte sindsdien geen platte prijs meer. Dit jaar reed hij voor de wel zeer bescheiden ploeg van AA Drinks en voor 2010 had hij zelfs geen contract meer kunnen vinden. Volgens sommige kenners was het vooral de teloorgang van zijn carrière die de pistier tot zijn wanhoopsdaad heeft gebracht.
In de dagen na zijn dood kwam aan het licht dat Dimitri De Fauw indertijd de geheime informant was geweest waarop schandaalsenator Jean-Marie Dedecker en riooljournalist Maarten Michielssens van Het Laatste Nieuws hun verhalen hadden gebaseerd over zogezegd georkestreerd dopinggebruik bij Quickstep en de barbecues van Tom Boonen die meer op drugsorgieën zouden lijken. Voor het publiceren van deze onzin zijn Michielssens en HLN onlangs nog veroordeeld tot een boete van 500.000€ te betalen aan manager Lefèvre en ploegdokter Van Mol. In het wielermilieu zou het duidelijk geweest zijn dat De Fauw de verklikker was die de zogenaamde 'omerta' had verbroken en hierop zou hij vervolgens door het peloton collectief uitgespuwd zijn. Dedecker heeft intussen bevestigd dat De Fauw zijn bron was.
Bertrand de Merode : De prinselijke pineut
Het zat nooit mee voor prins Bertrand de Merode. Hij werd geboren in één van de hoogste adellijke families in het land, met een stamboom om u tegen te zeggen. Voor Leopold van Saksen-Coburg-Gotha was het een telg van de Merodes die ze vroegen om Belgisch koning te worden, in de prille begindagen van ons Belgenlandje. De toenmalige de Merode weigerde en Leopold I kon in De Panne aan't strand komen. In 1930 kregen de Merodes de prinsentitel toegekend door koning Albert I. Daardoor was Bertrand de Merode één van de weinigen die met de koning op gelijke voet kon keuvelen.
Maar die achtergrond en het bijbehorende, uitgebreide familiefortuin hebben hem uiteindelijk niet veel goed gedaan. Zijn twee grote problemen: vrouwen en geld. Zijn eerste huwelijk eindigde in een echtscheiding. De Merode kwam in een depressie terecht en had daarbovenop nog eens een financiële kater. Hulp vragen aan de familie, dat zat er niet in, daar was de prins te trots voor en er was het familie-imago dat vlekkeloos moest blijven. Dan maar in een krot gaan wonen en bedelen in de Brusselse winkelstraten.
In de jaren '70 en '80 kwam hij aan de bak als journalist. Intussen was hij verhuisd naar Oostende en daar richtte hij een naturistenvereniging op. Bertrand was een fervent voorstander van het naaktstrand in Bredene. Een ander avontuur van de prins was het binnendringen van het kabinet van de Oostendse burgemeester met een houten namaakpistool, om te wijzen op de gebrekkige veiligheid. Toen hij ook nog eens actie voerde tijdens een bezoek van Albert II aan de kust, vloog hij zelfs even de bak in.
Maar het was vooral zijn turbulente liefdesleven waarmee hij regelmatig in de schijnwerpers stond. Een hele resem vrouwen passeerden de revue. Eén van zijn laatste avonturen was met een zekere Brigitte die hij in een sexclub had ontmoet. Bertrand omschreef haar met de gevleugelde woorden: 'Zij heeft een stel mooie borsten en een zoon van 14 jaar''. Helaas voor Brigitte liep het fout. De volgende was in 2005 een Roemeense, waar hij halsoverkop verliefd op werd en in het huwelijksbootje mee wou stappen. De uitnodigingen naar onder meer prinses Mathilde waren als verstuurd. Helaas, het mocht weer niet duren, de Roemeense schone bleek een ordinaire oplichtster die alleen op zijn geld uit was. De Merode's vader was ondertussen gestorven en de prins rentenierde op het familiefortuin.
Zijn laatste verovering liep het helemaal de spuigaten uit. Eind vorig jaar had hij zijn hart verpand aan een zekere Naomi Amoako, een Ghanese van 30 jaar. Een eerste ontmoeting - ze hadden elkaar alleen nog maar via e-mail gecontacteerd - viel in het water: toen hij haar ging ophalen op Schiphol, bleek dat ze was aangehouden omdat ze 50kg goud vanuit Ghana naar Nederland probeerde te smokkelen. Even later informeerde de Ghanese ambassade dat hij opnieuw het slachtoffer was van een bende oplichters. Juffrouw Amoako bleek een man te zijn.
Toch bleef hij nog hopen op de ware liefde, maar het mocht niet zijn. De armste prinselijke pineut van België, Bertrand de Merode, werd zondag dood aangetroffen in zijn appartement. Hij werd 57.
zondag 8 november 2009
Hans Lund : Big Tuna
De Amerikaanse pokerspeler en voormalige vice-wereldkampioen Hans 'Tuna' Lund is op 59-jarige leeftijd overleden aan kanker. Lund begon zijn loopbaan als tonijnvisser, vandaar zijn bijnaam, en besloot midden jaren '70 professioneel pokerspeler te worden. Hij won gedurende zijn carrière twee evenementen op de World Series of Poker in Las Vegas (in 1978 & 1996). Lund zal echter vooral herinnerd worden als de man die ei zo na wereldkampioen was geworden in 1990. Dat jaar schoten hijzelf en de Brits-Iraanse pro Mansour Matloubi als laatste twee spelers over. De twee mannen speelden er één van de meest gedenkwaardige handen in de pokergeschiedenis: op een bepaald moment zaten al Matloubi's chips in de pot terwijl Lund met nog één kaart te delen 95% winstkansen had. Van de 46 kaarten die nog in het pak zaten, konden enkel de twee overgebleven tienen Matloubi nog redden en verhinderen dat Lund wereldkampioen werd. De mirakeltien verscheen echter, Tuna zat erbij als door de hand Gods geslagen en het toernooi ging door (om fair te zijn tegenover Matloubi, had deze wel veruit de beste hand op het moment dat hij al zijn chips had ingezet). Vanaf dan ging het van kwaad naar erger voor de Amerikaan en even later had Matloubi de wereldtitel op zijn naam, Lund moest vrede nemen met de tweede plaats. Twee jaar later was Tuna er opnieuw erg dichtbij toen hij 3de werd op het wereldkampioenschap '92. Vanaf 1997 stopte hij met poker maar enkele jaren geleden had hij een comeback gemaakt waarbij hij bewees dat hij nog steeds met de besten meekon. Met toernooipoker alleen al won Hans Lund tijdens zijn carrière bijna 3 miljoen dollar.
Onderstaand filmpje toont de memorabele eindfase van de Lund-Matloubi strijd op het WK '90. Het begint net op het moment dat Tuna (links in beeld met zijn eeuwige tandenstoker en het paarse petje) 95% zeker is om wereldkampioen te worden en het noodlot toeslaat.
Onderstaand filmpje toont de memorabele eindfase van de Lund-Matloubi strijd op het WK '90. Het begint net op het moment dat Tuna (links in beeld met zijn eeuwige tandenstoker en het paarse petje) 95% zeker is om wereldkampioen te worden en het noodlot toeslaat.
Vitaly Ginzburg : Vader van de Sovjet-bom
Pervaya molniya (Первая молния ), oftewel Eerste Bliksem, dat was de kleurrijke naam voor de RDS-1, de allereerste atoombom van de Sovjetunie. Hij ontplofte op 29 augustus 1949 in Kazakhstan en verbijsterde de Amerikanen, die er van overtuigd waren dat het Sovjet-atoomprogramma járen achterstond op het Amerikaanse. Niet dus. En de ontploffing van Joe-1 (hier rechts op de foto), zoals ze hem in de Verenigde Staten noemden, was ook grotendeels te danken aan de harde labeur van Vitaly Ginzburg.
De in 1916 geboren Ginzburg werkte in de jaren '40 aan de zijde van Andrei Sakharov, die later beroemd werd als dissident. Onder de leiding van Igor Kurchatov gaven ze de communistische dictator Stalin eindelijk zijn atoomspeelgoed. Kurchatov zou later toegeven dat zijn eerste gedachte bij de ontploffing van de RDS-1 een gevoel van opluchting was. Hij was er van overtuigd dat Stalin hen allemaal had neergeknald als de test mislukt was.
In de jaren '50 ontwikkelde Ginzburg samen met Lev Landau een mathematische theorie omtrent supergeleiding, wat de Ginzburg-Landau Theorie zou worden (1950). Ginzburg zat ook achter de val van Trofim Lysenko in 1962. Lysenko was de bioloog van Stalin geweest, die de hele Mendeliaanse wetenschap verwierp wegens te 'kapitalistisch', wat de vooruitgang van de genetica in de USSR 2 decennia achterstand opleverde.
Omdat Ginzburg, die Joodse roots had, meewerkte aan het atoomprogramma, ontsnapte hij in het begin aan de jodenvervolgingen van Stalin, maar in 1951 oordeelde de Rode Tsaar dan toch dat Ginzburg niet koosjer was. Hij moest stoppen met zijn werk aan het Sovjet-waterstofbomproject en mocht naar huis gaan. Pas na de dood van Stalin in 1953 kon hij zijn werk hervatten.
Ginzburg was ook één van Ruslands beroemdste en uitgesproken atheïsten. Hij verdedigde zijn ideeën op alle mogelijke momenten en schreef er ook enkele boeken over. Hierdoor kreeg hij al snel ruzie met de Russisch-orthodoxe kerk. Hij bekritiseerde dan ook de terugkeer naar totalitarisme onder Putin en hekelde diens gebruik van en terugkeer naar de kerk.
In 2003 kreeg hij de Nobelprijs voor de Fysica, samen met Alexei Abrikosov en Anthony Leggett, voor zijn bijdrage aan de theorie van de supergeleiding.
Vitaly Lazarevich Ginzburg overleed in Moskou aan een hartaanval. De vader van de Russische atoombom werd 93.
Vitaly Lazarevich Ginzburg overleed in Moskou aan een hartaanval. De vader van de Russische atoombom werd 93.
Labels:
atheïst,
atoombom,
atoomgeleerde,
man,
russisch,
wetenschapper
woensdag 4 november 2009
Claude Lévi-Strauss : Gedaan met de illusies
Net geen 101 werd hij, de vader van het structuralisme. Claude Lévi-Strauss was ondertussen al zo oud dat hij zijn eigen voorbijgestreefd was. Zijn pogingen om de structurele methode te introduceren in de sociale wetenschappen, dat heeft hij nooit voor elkaar gekregen. Maar de man schonk de wereld wel een cruciaal nieuw begrip: multiculturaliteit.
De geboorte van Lévi-Strauss vond plaats op 18 november 1908, in ons eigen Brussel zowaar. De geboorteplaats was eigenlijk puur toeval, bijna letterlijk een 'accident de parcours'; zijn ouders waren gewoon op doorreis toen Claude naar buiten kwam. In zijn jeugd werd het al snel duidelijk dat de jonge spruit een indruk zou nalaten in de wereld. Op zijn 10e kende hij Don Quichote van buiten en probeerde hij een opera in elkaar te boksen. Hij studeerde filosofie aan de Sorbonne, waar toen ook andere toekomstige groten de lessen volgden, zoals Sartre en Beauvoir. Contact was er nog niet, dat zou pas later komen, als hun denkbeelden frontaal op elkaar botsten.
Vanaf 1935 doceerde hij in het Braziliaanse São Paulo filosofie. Daar raakte hij geïnteresseerd in de Indiaanse samenlevingen van de Matto Grosso en het Amazonegebied. Zijn etnologische en antropologische inzichten schreef hij later neer in zijn eerste meesterwerk Tristes tropiques (1955). Tristes tropiques was een wetenschappelijk werk met een autobiografische inslag. Hij kreeg onmiddellijk te maken met kritiek: de etnologen vonden het boek amateuristisch en het grote publiek vond het dan weer veel te moeilijk.
Zijn kennismaking met het structuralisme had hij in de Tweede Wereldoorlog, toen hij in 1941 Frankrijk ontvluchtte - het werd daar wat te heet onder de voeten voor Lévi-Strauss met zijn Joodse roots - en naar de Verenigde Staten ging. Daar ontmoette hij de Russische taalkundige Roman Jakobson, die druk bezig was met het structuralisme te introduceren in de taalwetenschappen. Lévi-Strauss zou de rest van zijn tijd proberen om hetzelfde te doen voor de sociale wetenschappen.
Alle aspecten van de cultuur nam Lévi-Strauss onder de loep, van Indiaanse maskers tot West-Europese poëzie. Voor hem was er geen echt 'ik'. Dat subjectief gegeven leidde alleen maar tot illusies, die volgens Lévi-Strauss niet meer dan luchtbellen waren. Structuren, dát was hetgene dat de mensheid deed draaien. Uit die structuren komen allemaal regels. Hij verwierp het onderscheid tussen beschaafde en primitieve culturen. In tegenstelling tot de anderen van zijn tijd zocht hij naar de gelijkenissen tussen culturen, niet de verschillen. De overgang van natuur naar cultuur fascineerde hem mateloos.
Zijn denken bracht hem in de clinch met o.m. Sartre, die hij op een bepaald punt aanduidde als een ordinaire toogfilosoof. In de jaren '60 schreef hij nog andere beroemde werken, waar La Pensée sauvage (1962) en Le cru et le cuit (1964) met kop en staart bovenuitsteken. Met Le cru et le cuit begon hij aan een vierdelige analyse genaamd Mythologiques, wat volgens de meesten nog steeds geldt als hét magnum opus van Claude Lévi-Strauss.
Tot de jaren '70-'80 was iedereen in de ban van het structuralisme. Maar daarna viel hij uit de mode. In zijn zeldzame interviews beklaagde hij zich vaak over de moderne wereld. In 2005 merkte hij nog op dat 'zijn' wereld maar 1,5 miljard mensen had geteld, terwijl het er nu al 6 miljard waren. Hij zat volop te kappen op subjectivisme, monotheïsme en universalisme, drie dingen die de wereld voor hem alleen maar op zeep hielpen. Gelukkig was hij niet, zo beweerde hij. Toch bereikte hij nog de kaap van de 100, de ongelukkige. Sinds 1973 zetelde hij in de Académie française en was ineens ook het eerste lid dat ooit de 100 bereikte. In de nacht van 31 oktober op 1 november blief de laatste intellectuele reus van het Franse denken van de twintigste eeuw zijn laatste adem uit. Het nieuws werd nu pas bekendgemaakt. Hij strandde op 28 dagen van zijn 101e verjaardag.
De geboorte van Lévi-Strauss vond plaats op 18 november 1908, in ons eigen Brussel zowaar. De geboorteplaats was eigenlijk puur toeval, bijna letterlijk een 'accident de parcours'; zijn ouders waren gewoon op doorreis toen Claude naar buiten kwam. In zijn jeugd werd het al snel duidelijk dat de jonge spruit een indruk zou nalaten in de wereld. Op zijn 10e kende hij Don Quichote van buiten en probeerde hij een opera in elkaar te boksen. Hij studeerde filosofie aan de Sorbonne, waar toen ook andere toekomstige groten de lessen volgden, zoals Sartre en Beauvoir. Contact was er nog niet, dat zou pas later komen, als hun denkbeelden frontaal op elkaar botsten.
Vanaf 1935 doceerde hij in het Braziliaanse São Paulo filosofie. Daar raakte hij geïnteresseerd in de Indiaanse samenlevingen van de Matto Grosso en het Amazonegebied. Zijn etnologische en antropologische inzichten schreef hij later neer in zijn eerste meesterwerk Tristes tropiques (1955). Tristes tropiques was een wetenschappelijk werk met een autobiografische inslag. Hij kreeg onmiddellijk te maken met kritiek: de etnologen vonden het boek amateuristisch en het grote publiek vond het dan weer veel te moeilijk.
Zijn kennismaking met het structuralisme had hij in de Tweede Wereldoorlog, toen hij in 1941 Frankrijk ontvluchtte - het werd daar wat te heet onder de voeten voor Lévi-Strauss met zijn Joodse roots - en naar de Verenigde Staten ging. Daar ontmoette hij de Russische taalkundige Roman Jakobson, die druk bezig was met het structuralisme te introduceren in de taalwetenschappen. Lévi-Strauss zou de rest van zijn tijd proberen om hetzelfde te doen voor de sociale wetenschappen.
Alle aspecten van de cultuur nam Lévi-Strauss onder de loep, van Indiaanse maskers tot West-Europese poëzie. Voor hem was er geen echt 'ik'. Dat subjectief gegeven leidde alleen maar tot illusies, die volgens Lévi-Strauss niet meer dan luchtbellen waren. Structuren, dát was hetgene dat de mensheid deed draaien. Uit die structuren komen allemaal regels. Hij verwierp het onderscheid tussen beschaafde en primitieve culturen. In tegenstelling tot de anderen van zijn tijd zocht hij naar de gelijkenissen tussen culturen, niet de verschillen. De overgang van natuur naar cultuur fascineerde hem mateloos.
Zijn denken bracht hem in de clinch met o.m. Sartre, die hij op een bepaald punt aanduidde als een ordinaire toogfilosoof. In de jaren '60 schreef hij nog andere beroemde werken, waar La Pensée sauvage (1962) en Le cru et le cuit (1964) met kop en staart bovenuitsteken. Met Le cru et le cuit begon hij aan een vierdelige analyse genaamd Mythologiques, wat volgens de meesten nog steeds geldt als hét magnum opus van Claude Lévi-Strauss.
Tot de jaren '70-'80 was iedereen in de ban van het structuralisme. Maar daarna viel hij uit de mode. In zijn zeldzame interviews beklaagde hij zich vaak over de moderne wereld. In 2005 merkte hij nog op dat 'zijn' wereld maar 1,5 miljard mensen had geteld, terwijl het er nu al 6 miljard waren. Hij zat volop te kappen op subjectivisme, monotheïsme en universalisme, drie dingen die de wereld voor hem alleen maar op zeep hielpen. Gelukkig was hij niet, zo beweerde hij. Toch bereikte hij nog de kaap van de 100, de ongelukkige. Sinds 1973 zetelde hij in de Académie française en was ineens ook het eerste lid dat ooit de 100 bereikte. In de nacht van 31 oktober op 1 november blief de laatste intellectuele reus van het Franse denken van de twintigste eeuw zijn laatste adem uit. Het nieuws werd nu pas bekendgemaakt. Hij strandde op 28 dagen van zijn 101e verjaardag.
Labels:
antropoloog,
denker,
filosoof,
Frans,
man,
multiculturaliteit,
socioloog,
structuralisme
dinsdag 3 november 2009
Robert H. Rines: zoeken naar Nessie
In strips worden professoren en uitvinders vaak als gekke en verstrooide figuren voorgesteld. En Robert Rines zal dat beeld van de Mad Professor zeker niet ontkrachten. De man zocht de voorbije 40 jaar naar het monster van Loch Ness, met radarapparatuur die hij zelf uitvond. De Amerikaanse professor en uitvinder overleed op 87-jarige leeftijd.
Rines beweert dat hij het monster van Loch Ness in 1972 gezien heeft. Hij beweerde dat hij iets mysterieus dat hij niet kon identificeren, zag tijdens een tea party aan het beroemde Schotse meer. “It looked like the back of an elephant,” verklaarde hij later. En ook: “I know there was a big unknown thing in that lake. That's why I haven't let go.”
En dus ging hij de daaropvolgende decennia regelmatig opnieuw op zoek naar Nessie. Hij gebruikte daarvoor zijn gepatenteerde sonartechnologie. Die uitvinding werd ook gebruikt in 1985 toen het wrak van de Titanic ontdekt werd, en ook het wrak van het Duitse oorlogsschip Bismarck werd dankzij Rines’ uitvindingen ontdekt.
Uiteraard werd er in academische kringen met Rines en zijn vastberadenheid om Nessie te vinden gespot, maar dat ontmoedigde hem niet. Om mogelijke criticasters de mond te snoeren voerde hij zijn onderzoek niet met geld van de belastingbetaler, maar zocht hij naar privépartners.
Dat Rines niet de eerste de beste was mag blijken: hij heeft in totaal 80 patenten op zijn naam staan, vooral in het domein van de radar- en sonartechnologie.
Een foto van die Rines nam van de vin van het monster:
Rines beweert dat hij het monster van Loch Ness in 1972 gezien heeft. Hij beweerde dat hij iets mysterieus dat hij niet kon identificeren, zag tijdens een tea party aan het beroemde Schotse meer. “It looked like the back of an elephant,” verklaarde hij later. En ook: “I know there was a big unknown thing in that lake. That's why I haven't let go.”
En dus ging hij de daaropvolgende decennia regelmatig opnieuw op zoek naar Nessie. Hij gebruikte daarvoor zijn gepatenteerde sonartechnologie. Die uitvinding werd ook gebruikt in 1985 toen het wrak van de Titanic ontdekt werd, en ook het wrak van het Duitse oorlogsschip Bismarck werd dankzij Rines’ uitvindingen ontdekt.
Uiteraard werd er in academische kringen met Rines en zijn vastberadenheid om Nessie te vinden gespot, maar dat ontmoedigde hem niet. Om mogelijke criticasters de mond te snoeren voerde hij zijn onderzoek niet met geld van de belastingbetaler, maar zocht hij naar privépartners.
Dat Rines niet de eerste de beste was mag blijken: hij heeft in totaal 80 patenten op zijn naam staan, vooral in het domein van de radar- en sonartechnologie.
Een foto van die Rines nam van de vin van het monster:
Francisco Alaya : Het geweten van Spanje
Francisco Ayala Garciá-Duarte is overleden. Ayala was één van de belangrijkste Spaanse schrijvers van de twintigste eeuw. Hij had bijna alle onderscheidingen gekregen die in de Spaanstalige wereld worden uitgereikt, van de Cervantes Prijs tot de Prins van Asturië Prijs.
Zijn eerste roman, Tragicomedia de un hombre sin espíritu, publiceerde hij al op zijn 19e. Toen de Spaanse burgeroorlog uitbrak in 1936 (Ayala was toen net 30), bevond de schrijver zich in op dat moment in het buitenland. Hij keerde voor korte tijd terug en diende als de secretaris voor de legatie van de Spaanse republiek in Praag. Aan het einde van de oorlog bleef Ayala achter als een banneling.
Hij verhuisde aanvankelijk naar Argentinië, waar hij van 1939 tot 1950 zou verblijven. Daar gaf hij lessen sociologie. Ondertussen bleef hij verderschrijven aan zijn romans en hield hij zich ook bezig met literatuurkritiek en sociologie. In die laatste discipline publiceerde hij bijvoorbeeld het driedelige werk Tratado de la Sociología (1947).
Na zijn Argentijnse periode trok hij even naar Brazilië, om van daaruit door te trekken naar Puerto Rico, waar hij aan de universiteit lesgaf. Van Puerto Rico was het maar een kleine stap naar de Verenigde Staten, waar hij tot 1980 verbleef. Alleen in 1956 dook hij even op in Spanje, maar tot na de dood van Franco liet hij er zich niet meer zien.
Tot op hoge leeftijd bleef hij essays en romans schrijven over allerhande onderwerpen. Hij vertaalde Mann en Rilke naar het Spaans en ontpopte zich als het geweten van Spanje door het moreel verval van de samenleving aan de kaak te stellen. Ayala beschouwde zichzelf als een eenzame strijder en liet zich nooit door een politieke partij inpalmen. Veel van zijn geschriften gaan over macht of misbruik van macht. Hij schreef nooit rechtstreeks over de Spaanse burgeroorlog, maar gebruikte andere historische periodes om dat zwarte blad uit de Spaanse geschiedenis te ontleden. In 2005 publiceerde hij zijn memoires, Recuerdos y olvidos.
Het geweten van Spanje bereikte de zeer respectabele leeftijd van 103 zomers.
Abonneren op:
Posts (Atom)