In 1944, toen de Tweede Wereldoorlog op zijn einde liep, kwam de Noor Knut Magne Haugland zijn landgenoot Thor Heyerdahl tegen in een paramilitair trainingskamp in Engeland. Haugland had toen al een turbulente militaire carrière achter de rug. Hij vocht mee in de Noorse Campagne, toen zijn land overspoeld werd door de Duitsers. Na die nederlaag ging hij schuilen in Oslo en sloot zich aan bij de Noorse verzetsbeweging. In 1941 werd hij gearresteerd, maar wist te ontsnappen en via Zweden naar het Verenigd Koninkrijk te vluchten. Hij keerde terug in 1942 om de fabriek van Vemork te saboteren. In Vemork werd door de Duitsers zwaar water geproduceerd, wat gebruikt werd voor de bouw van atoomwapens. Hij werd later weer gearresteerd door de Gestapo, maar wist weer te ontvluchten en kwam weer in Engeland terecht, waar hij Heyerdahl tegen het lijf liep.
Die was volop bezig om zijn theorieën uit te werken omtrent de Polynesische migratiepatronen. Heyerdahl was er van overtuigd dat Zuid-Amerikanen in de pre-Columbiaanse tijd met vlotten Polynesië hadden bereikt en hij was vastbesloten dit te bewijzen door zelf op een vlot te kruipen dat hij volledig had gebouwd met de toenmalige materialen. Dat vlot ging de geschiedenis in als de Kon-Tiki. Heyerdahl, Haugland en nog vier anderen deden er 101 dagen over om 8.000 km te varen over de Stille Oceaan. Ze vertrokken vanuit Peru en strandden uiteindelijk op een rif in Raroia, dat deel uitmaakt van de Frans-Polynesische Tuamotu-eilanden. Hiermee had Heyerdahl aangetoond dat het wel degelijk mogelijk was om met primitieve middelen de oceaan te bedwingen.
Er kwam nog een documentaire uit over de expeditie in 1950, getiteld Kon-Tiki, waarin Haugland zichzelf speelde. Haugland en Heyerdahl overleefden al hun collega's, voor Heyerdahl zelf de pijp aan Maarten gaf in 2002, op zijn 87e. Haugland volgde dus zes jaar later. Hij werd 92.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten