donderdag 26 november 2009

Giorgio Carbone : Sua Tremendità di Seborga

Er bestaan zo van die dingen als micronaties: echt bestaande of virtuele staten die niet internationaal juridisch erkend worden. Het bekendste is Sealand, een een oud kunstmatig eiland dat in 1967 onafhankelijk werd verklaard door Roy Bates. Andere voorbeelden zijn de Conchrepubliek, de Vrijstad Christiana en - geen grap - het Gay and Lesbian Kingdom of the Coral Sea Islands. Dat laatste is in 2004 opgericht en heeft als 'keizer' Dale Parker Anderson - Dale I voor zijn onderdanen.

In Italië is er ook zo'n staatje: het vorstendom Seborga. En de prins van Seborga, Giorgio I, is gestorven. In het begin van de jaren '60 kreeg Giorgio Carbone, toen nog het hoofd van de plaatselijke bloemenkwekers-coöperatie, het in zijn hoofd dat Seborga, een klein stadje in Noordwest-Italië, nabij de Franse en Monegaskische grens, eigenlijk nog steeds onafhankelijk was. Het oude vorstendom ging terug tot de 10e-11e eeuw. Het werd in 1729 verkocht aan het koninkrijk Sardinië-Piëmont, dat later opging in het koninkrijk Italië. Bij elk verdrag werd het stadje bovendien altijd over het hoofd gezien. Volgens Giorgio is die verkoop nooit geregistreerd door zijn nieuwe eigenaar, waardoor het vorstendom dus nog steeds bestaat. Tegen 1963 was Giorgio er in geslaagd om zijn medestadsgenoten te overtuigen van zijn gelijk en hij werd verkozen als de nieuwe vorst. Vanaf dan was hij Giorgio I, vorst van Seborga. Lokaal werd hij Sua Tremendità genoemd.

Giorgio I regeerde rustig over zijn 362 onderdanen, in volle harmonie met de Italiaanse regering, en kreeg al snel veel aandacht vanuit toeristische hoek. Er kwamen eigen postzegels, paspoorten en zelfs even een eigen munt, de Luigino. In 1995 werd hij per referendum bevestigd als vorst, met 304 stemmen voor en slechts 4 tegen. In 2005 verscheen hij in het BBC-programma How to start your own country (in episode 3 om precies te zijn). In januari 2006 kondigde hij aan dat hij zou aftreden als hij 70 werd. De oorzaak was blijkbaar een rel over de heraanleg van het stadscentrum. Eens Giorgio de 70 gepasseerd was, zat hij echter nog altijd op zijn troon. In juni 2006 kreeg hij zowaar concurrentie: ene 'Prinses Yasmine von Hohenstaufen Anjou Plantagenet' eiste het vorstendom op. Die dame beweerde af te stammen van de Middeleeuwse keizer Frederik II en beschouwde zichzelf als de rechtmatige leider. Ze schreef zelfs een brief aan de Italiaanse president waarin ze aanbood om Seborga aan Italië te verkopen. Giorgo I bleef niettemin stevig in het zadel zitten en deed haar af als 'de internetprinses'.

Sua Tremendità kampte al wat langer met zijn gezondheid en hij overleed gisterenmorgen. Giorgio I werd 73. Als u wat meer wilt weten, ga gerust eens naar http://www.seborga.homeip.net/ (de officiële website van het vorstendom, met prachtige muziek), of als u op de hoogte wil blijven van het reilen en zeilen in het pittoreske Seborga, surf gerust eens naar de Seborga Times: http://seborgatimes.blogspot.com/ (of de Italiaanse versie, iets uitgebreider: http://gazzettadiseborga.blogspot.com/). Een opvolger is nog niet bekend.

maandag 23 november 2009

Lucky : Het oudste schaap ter wereld

Lucky heeft ons verlaten. Het arm schaap (letterlijk in dit geval) was het oudste ter wereld. Lucky haalde de onder schapen zeer respectabele leeftijd van 23 jaar, zes maanden en 28 dagen. Voor ons klinkt dat niet zo indrukwekkend, maar als we dat omrekenen naar mensenjaren komen we uit op 180.
Het beest werd geveld door de hittegolf die haar thuisland Australië nu al enkele dagen teistert. Nochtans had haar eigenares, Delrae Westgarth, er alles aan gedaan om het stokoude dier te beschermen tegen de loeihete temperaturen. Lucky kreeg een plekje in de schaduw en als het dan nog te warm was, werd de airco opgezet. Helaas, het mocht niet baten.
Lucky was de toeristische topattractie van Lake Boulac, een Australisch boerengat ten westen van Melbourne dat de volle 250 zielen telt. De kranige ooi was ook de beroemdste inwoner van het dorp. Verwacht wordt dat er een heuse stormloop zal losbarsten op "Lucky-producten", met postkaarten met het schaap op als absolute topper.
Lucky werd begraven onder haar favoriete perzikenboom.

vrijdag 20 november 2009

Jeanne-Claude Denat de Guillebon : inpakken en weg ermee

De Franse kunstenares Jeanne-Claude is op 74-jarige leeftijd overleden aan een hersenbloeding. Zij werd geboren op 13 juni 1935 als Jeanne-Claude Denat de Guillebon in Casablanca als dochter van een Franse officier die daar gestationneerd was. In 1958 leerde ze in Parijs de Bulgaarse kunstenaar Christo Javacheff kennen en enkele jaren later trouwde ze met hem. De twee lieten hun familienamen vallen en presenteerden zich uitsluitend als Christo en Jeanne-Claude. Voor hun gezamelijke kunstwerken werd zelfs alleen Christo's naam gebruikt omdat dit voor het publiek minder verwarrend zou zijn, maar ze waren weldegelijk beiden medeverantwoordelijk voor de gigantische projecten die ze sinds begin jaren '60 op de wereld loslieten. Christo en Jeanne-Claude behoorden tot de in de jaren '60 in de beeldende kunst dominerende stroming van het nouveau réalisme. Ze zijn natuurlijk vooral bekend vanwege hun megalomane inpakkunstwerken. De idee is simpel: men neme een groots architecturaal bouwwerk of natuurlijk landschapsfenomeen en men pakke het in met stof. Dit liet men dan een tijdje zo staan zodat de mensen het konden komen bewonderen en dan werd het uiteraard terug uitgepakt. Christo en Jeanne-Claude financierden alles zelf. Hun inkomsten haalden ze uit voorontwerpen en foto's. Ze waren er formeel in dat deze werken louter en alleen het overbrengen van een puur esthetische ervaring dienden, zonder diepere betekenissen of geëngageerde bijbedoelingen. Tot hun bekendste werken (zie foto's onder) behoren het inpakken van de Reichtstag in Berlijn (1995), de Pont Neuf in Parijs (1985) en 11 eilandjes in de baai van Miami (1983).





woensdag 18 november 2009

Tuur Van Wallendael: de wetstraatjournalist van de SP.

TV-Journalisten die overstappen naar de politiek, daar kijken we nu al lang niet meer van op: Ivo Belet (CD&V) deed het, Dirk Sterckx (Open VLD) ook en aan Waalse kant ging de anchor woman van het RTBF-journaal, Frédérique Ries, in op de avances van Didier Reynders om op een MR-lijst te gaan staan. Een van de eerste journalisten die het waagde in de politiek was Tuur Van Wallendael die 1989 de wetstraatjournalistiek achter zich liet om woordvoerder te worden op het kabinet van Willy Claes (SP).

Dat was het begin van een tweede leven voor Van Wallendael, want van daar ging het naar Antwerpen, waar Van Wallendael in 1991 de allereerste ombudsman van de stad werd. In 1995 raakte hij verkozen als Vlaams volksvertegenwoordiger en in 2001 werd hij schepen van Sociale en Juridische Zaken onder burgemeester Leona Detiège (sp.a). Hij bleef schepen in ’t Stad tot 2006. Bij de visa-affaire in de stad Antwerpen was hij het die de kat de bel aanbond.
IN 2006 werd een eerste keer darmkanker vastgesteld. Hij genas, maar herviel begin dit jaar. Van Wallendael koos zelf het moment van zijn dood. Hij werd 71 jaar oud.

Klik hier om de VRT-reportage over het overlijden van Van Wallendael te bekijken.

Huang Tingxin : De laatste Chinees van D-Day

Huang Tingxin is overleden. De man was de laatste Chinese veteraan van D-Day. In 1942, toen hij 24 was, werden hij en 23 andere marine-officieren naar het Verenigd Koninkrijk gestuurd, om daar te studeren en mee te vechten met de Geallieerden. Na zijn training aan het Royal Naval College werd hij in maart 1944 deputy watch officer op de HMS Searcher (zie foto). De Searcher was een escort carrier, een kleinere en tragere versie van het vliegdekschip met een tonnage van 10.000 ton. Het schip had 25 gevechtsvliegtuigen aan boord. Huangs taak was ervoor te zorgen dat de Searcher op koers bleef en in formatie bleef varen. Geen klein bier overigens, want de manier waarop het schip vaarde, was van groot belang voor de landing van de vliegtuigen op het dek. Een verkeerde hoek betekende een verkeerde landing, met alle gevolgen vandien.

Zo kwam hij op 6 juni 1944 terecht voor de kust van Normandië. In een interview in 2006 zei hij dat zijn taak op het schip niet zo'n grote was. Huang wees daarentegen op de Chinese soldaten die ook mee aan land gingen met de Geallieerden.
Na de oorlog keerde hij in 1948 terug naar China. Toen een jaar later de Volksrepubliek gesticht werd, ging hij terug bij de marine. Een decennium later ging hij les geven aan de universiteit tot aan zijn pensioen. Huang sprak raar of zelfden over zijn marine-ervaringen. Het was pas toen hij aan zijn bed gekluisterd werd door de ziekte van Parkinson dat hij zijn memoires dicteerde aan zijn zoon, Huang Shansong. Toen Tingxins verhaal ten einde was, had Shansong 60.000 woorden neergeschreven.

Huang Tingxin werd 91. In 2006 kreeg hij nog het Légion d'Honneur. Eén van zijn studenten herinnerde zich nog zijn mening over oorlog: 'Ik wou dat het woord "oorlog" een historische term werd en voor eeuwig zo zou blijven.' Hij overleed op Wapenstilstand, maar het nieuws werd nu pas bekendgemaakt.

maandag 16 november 2009

Pierre Harmel : De ex-premier achter de Harmel-doctrine

Ze maken ze niet meer zoals vroeger, de Belgische politici. En zo'n imposante politieke krokodil heeft ons nu verlaten. Pierre Harmel was een Franstalige christendemocraat, geboren te Ukkel in 1911. Harmel studeerde rechten aan de Université de l'Etat in Luik, waar hij in 1933 ook zijn doctoraat behaalde. Na de Tweede Wereldoorlog smeet Harmel zich in de politiek. Hij werd in 1945 lid van de pas opgerichte PSC-CVP. Een jaartje later werd hij voor het eerst verkozen om in het Parlement te zetelen; hij zou zijn zetel in de Kamer onafgebroken houden tot 1971.

In het Parlement diende hij een wetsvoorstel in voor de oprichting van een onderzoekscentrum voor de problemen van de taalgemeenschappen. Het 'Harmelcentrum' publiceerde zijn eindverslag in 1958: het zou de basis worden voor de vastlegging van de taalgrens en voor de eerste grondwetswijziging in 1970.

In 1949 vertegenwoordigde hij België in de vierde Algemene Vergadering van de VN. In 1950 werd hij Minister van Onderwijs en kreeg hij al direct een serieus probleem op zijn bord gesmeten: de Schoolstrijd. De christendemocratische Harmel verhoogde de lonen van de leraars in privéscholen. Privéscholen, lees dus katholieke scholen. Uiteraard vloog dit in het verkeerde keelgat bij de liberalen en de socialisten en toen Harmel in 1954 zijn post moest afstaan aan de socialist Leo Collard, begon die onmiddellijk alle maatregelen van zijn voorganger ongedaan te maken. Het gevolg was natuurlijk massaal protest bij het katholieke blok. Uiteindelijk werd de hele hetze geregeld met het Schoolpact van 1958, een typisch compromis à la belge.

Na een paar ministerposten (o. a. Justitie) onder de regering Eyskens (senior, uiteraard) kwam de volgende uitdaging. In 1961 hadden ze ook regeringscrisissen en Harmel werd aangesteld als informateur. In tegenstelling tot sommige contemporaine politici deed hij zijn job naar behoren en hij werd opgevolgd door de formateur en toekomstige Eerste Minister Théo Lefèvre.

Van 28 juli 1965 tot 19 maart 1966 werd hij dan de opvolger van Lefèvre als premier. Daar kreeg hij te maken met de sluiting van de mijn in Zwartberg, waar bij protesten twee doden vielen. De regering Harmel viel tenslotte over disputen omtrent de ziekteverzekering (sommige dingen veranderen nu eenmaal nooit).

Maar het was onder zijn opvolger, Paul Vanden Boeynants, dat Harmel zou uitblinken. Onder VDB was hij Minister van Buitenlandse Zaken. In die hoedanigheid was hij in 1970 de voorzitter van de openingsvergadering over de uitbreiding van de Europese Unie, toen nog de EEC. Zijn openingstoespraak is nog steeds de blauwdruk voor de eerste contacten met nieuwe kandidaatlidstaten.

In 1967 diende Harmel een rapport in bij de NAVO-raad van ministers, getiteld Future Tasks of the Alliance. Daarin pleitte hij voor het behoud van een sterk defensief bondgenootschap, maar wou hij tegelijkertijd toenadering zoeken tussen de Navo-landen en de leden van het Warschaupact. Het ging de geschiedenis in als de Harmel-doctrine. Die lag mee aan de basis van de détente van de jaren '70 tussen de twee grote ideologische machtsblokken en leidde tot de Oost-Westakkoorden van Helsinki en de oprichting van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking van Europa (OVSE). Zelfs iemand als de West-Duitse kanselier Willy Brandt (hier links met Harmel op de foto) werd zo beïnvloed door de Belg Pierre Harmel.

Van 1971 tot 1977 zetelde hij in de Senaat. In 1973 werd hij Minister van Staat. 1984 werd het jaar van zijn pensioen, na nog wat gezeteld te hebben in de gemeenteraad van Sint-Pieters-Woluwe. In maart 1991 werd Pierre Harmel door wijlen Boudewijn in de adelstand verheven. Voortaan was hij Pierre Graaf Harmel, wat ook al op zijn belang duidde. Baron worden was toen ook al vrij eenvoudig, graaf was niet voor iedereen weggelegd.
Pierre Harmel overleed op 15 november 2009 in Brussel. Hij werd 98.

donderdag 12 november 2009

Robert Enke: weltschmerz tussen twee palen

Ik weet niet of iemand het leven kan sturen. Maar van een ding ben ik zeker, je kunt het niet veranderen. Het zijn woorden van Robert Enke, doelman van Bundesligaclub Hannover ’96. Hij stapte uit het leven op een spoorwegovergang in een klein steegje ergens tussen Bremen en Hannover.

Vorige zondag stond Enke nog in doel bij Hannover (2-2 tegen Hamburg), er leek niks aan de hand. Maar Enke veinsde, zijn Weltschmerz was een privé-zaak, zijn terugkomende zware depressies was geen voer voor Bild Zeitung, vond hij.
De carrière van de doelman liep dan ook niet van een leien dakje, hoewel hij bij een aantal absolute Europese topclubs op de loonlijst stond. Hij debuteerde op 18-jarige leeftijd in de Bundesliga bij Borussia Mönchengladbach. Die club ruilde hij vier jaar later voor het Portugese Benfica, waarna hij nog een stapje hogerop zette, bij het grote Barcelona. Maar dat werd geen succes: hij speelde maar vier wedstrijden voor de Catalanen. Hij wordt een jaar later dan ook uitgehuurd naar de Turkse topclub Fenerbahçe. Daar speelt hij amper 1 match die met 3-0 verloren ging tegen Istanbulspor, een middenmoter uit de Turkse Süperlig. Na het laatste fluitsignaal krijgt hij aanstekers en muntstukken naar zijn hoofd gesmeten door zijn eigen aanhang. Een door faalangst overmande Enke sukkelt in een zware depressie, maar de buitenwereld weet er niets van.
Enke zet een stapje terug, en gaat in de Spaanse tweede klasse spelen bij Tenerife en weet zijn carrière terug wat aan te zwengelen. Vijf jaar nadat hij op buitenlands avontuur vertrok, gaat hij opnieuw aan de slag bij een Bundesligaclub: Hannover 96 zal zijn laatste club worden. Daar weet hij zich sportief terug op te werken, maar privé slaat het noodlot toe: zijn dochtertje sterft aan een hartafwijking.
In zijn carrière verzamelde Enke 8 selecties voor de Mannshaft. Hij laat een vrouw, een geadopteerde dochter en een Duitse voetbalwereld in shock na.

KLik hier om de ZDF-reportage over het plotse overlijden te bekijken

woensdag 11 november 2009

Tom Merriman : Jingle all the way

De grondlegger van de jingle-industrie is overleden. De Amerikaan Tom Merriman schreef duizenden jingles voor radio en tv en was de eerste die een bedrijf oprichtte - in 1955 - dat zich daarin specialiseerde. Naast de deuntjes voor radio en tv componeerde hij ook nog muziek voor reclamecampagnes en shows in Las Vegas. Merriman zat ook achter de muziek die in pretparken gebruikt wordt om de verschillende attracties te begeleiden. Zijn jingles bleven niet alleen beperkt tot de Verenigde Staten: al snel werd zijn oeuvre geëxporteerd over heel de wereld en duchtig overgezongen waar het nodig was. Vanaf 1967 kregen de bedrijven die hij uit de grond stampte steevast zijn initalen mee. Het laatste was TM Studios.
Naast zijn jingle-avonturen speelde Merriman ook in de Liberty Network Band, waar hij meehielp met grootheden als Louis Armstrong, Duke Ellington en Cab Calloway. Een paar dagen voor zijn dood werd hij nog opgenomen in de Texas Radio Hall of Fame. De vader van de jingle sukkelde al langer met zijn gezondheid. Hij was 85 toen hij thuis in Dallas, Texas, overleed.

dinsdag 10 november 2009

John Allen Muhammad : The Washington Sniper

Gedurende 3 weken in oktober 2002 vielen er rond de Capital Beltway, een snelweg die ruwweg Washington D.C. omvat, 10 doden en 3 zwaargewonden als gevolg van een op hol geslagen sluipschutter. In totaal vonden er 15 aanslagen plaats. Er was totaal geen verband tussen de doden: één slachtoffer was het gras aan het maaien, een ander was gewoon aan het tanken, nog één zat gewoon een boek te lezen op een bank. Alle doden waren afgemaakt met een enkel schot, afgevuurd vanop een grote afstand. Heel de regio stond in rep en roer, de politie ging uit van een enkele schutter.

Toen ze eindelijk de dader op konden pakken, bleek dat er twee verantwoordelijken waren. Ze lagen rustig te maffen in hun auto. De eerste, de schutter, was John Allen Muhammad, de tweede was de 17-jarige Jamaïcaanse immigrant Lee Boyd Malvo. Ze reden heel de tijd rond in een blauwe 1990 Chevrolet Caprice sedan en waren al op dreef van in september. Toen hadden ze in Louisiana en Alabama hier en daar een overval gepleegd, waar drie doden bij gevallen waren.

Muhammad heette oorspronkelijk John Allen Williams, tot hij zich in 1987 bekeerde tot de Islam en in 2001 van naam veranderde. Muhammad had Malvo leren kennen in Antigua. Muhammad keurde de aanslagen van 9/11 goed en nam Osama Bin Laden aan als rolmodel. De minderjarige Malvo werd rustig geïndoctrineerd door Muhammad; op zijn proces bleek dat de dolle schutter zijn compaan ervan had overtuigd dat de rechtszaak het begin zou zijn van een nieuwe natie van alleen jonge, zwarte mensen, ergens in Canada. Hij zou zelfs zo ver gaan om de Amerikaanse overheid te chanteren. Het liep evenwel op iets anders uit. Muhammad werd ter dood veroordeeld, Malvo kreeg meerdere keren levenslang. De man die bekend werd als de Beltham Sniper, de D.C. Sniper of de Washington Sniper was 48 toen een dodelijke injectie een einde maakte aan zijn leven.

Dimitri De Fauw : de gladiolen en de dood op de piste

De Belgische wielrenner Dimitri De Fauw heeft zich op 28-jarige leeftijd gezelfmoord. De Fauw werd geboren op 13 juli 1981 te Gent. Hij blonk vooral uit in het baanwielrennen. Jarenlang was 'Tarzan', zoals zijn bijnaam luidde, een vaste waarde in het zesdaagsecircuit en hij werd vanaf 2001 in totaal 9 keer Belgisch kampioen in diverse baandisciplines (de kilometer, sprint, keirin, scratch, omnium). Van 2003 tot 2005 reed hij voor de prestigieuze Quickstep-ploeg van Patrick Lefèvre. Hij reed ook wedstrijden op de weg waarin hij de nobele taak van waterdrager vervulde. In 2006 stapte hij over naar Chocolade Jacques.

In november van datzelfde jaar nam De Fauw, zoals elk jaar, deel aan de Zesdaagse van Gent in de vélodrome Het Kuipke. Hier werd hij een hoofdrolspeler in een tragisch ongeluk. Tijdens de koppelkoers haakten De Fauw en de Spanjaard Isaac Galvez, de regerende wereldkampioen in deze discipline, met hun fietsstuur in mekaar. Het gevolg was een vreselijke valpartij waarbij enkele van Galvez' ribben zijn hart en zijn aorta doorboorden (zie foto rechts). De wereldkampioen stierf ter plaatse. Alhoewel iedereen het er over eens was dat het hier een accident betrof waar hij geen enkele schuld aan had, was De Fauw compleet kapot van dit voorval. In een interview met Humo bekende hij een jaar later dat hij in de dagen na het ongeval zelfmoord had overwogen. "Ik bleef mezelf maar verwensen: ik ben een moordenaar! Ik ben een moordenaar!", vertelde hij in dat gesprek. De Fauw is de dood van Galvez nooit te boven gekomen en pakte sindsdien geen platte prijs meer. Dit jaar reed hij voor de wel zeer bescheiden ploeg van AA Drinks en voor 2010 had hij zelfs geen contract meer kunnen vinden. Volgens sommige kenners was het vooral de teloorgang van zijn carrière die de pistier tot zijn wanhoopsdaad heeft gebracht.

In de dagen na zijn dood kwam aan het licht dat Dimitri De Fauw indertijd de geheime informant was geweest waarop schandaalsenator Jean-Marie Dedecker en riooljournalist Maarten Michielssens van Het Laatste Nieuws hun verhalen hadden gebaseerd over zogezegd georkestreerd dopinggebruik bij Quickstep en de barbecues van Tom Boonen die meer op drugsorgieën zouden lijken. Voor het publiceren van deze onzin zijn Michielssens en HLN onlangs nog veroordeeld tot een boete van 500.000€ te betalen aan manager Lefèvre en ploegdokter Van Mol. In het wielermilieu zou het duidelijk geweest zijn dat De Fauw de verklikker was die de zogenaamde 'omerta' had verbroken en hierop zou hij vervolgens door het peloton collectief uitgespuwd zijn. Dedecker heeft intussen bevestigd dat De Fauw zijn bron was.

Bertrand de Merode : De prinselijke pineut

Het zat nooit mee voor prins Bertrand de Merode. Hij werd geboren in één van de hoogste adellijke families in het land, met een stamboom om u tegen te zeggen. Voor Leopold van Saksen-Coburg-Gotha was het een telg van de Merodes die ze vroegen om Belgisch koning te worden, in de prille begindagen van ons Belgenlandje. De toenmalige de Merode weigerde en Leopold I kon in De Panne aan't strand komen. In 1930 kregen de Merodes de prinsentitel toegekend door koning Albert I. Daardoor was Bertrand de Merode één van de weinigen die met de koning op gelijke voet kon keuvelen.

Maar die achtergrond en het bijbehorende, uitgebreide familiefortuin hebben hem uiteindelijk niet veel goed gedaan. Zijn twee grote problemen: vrouwen en geld. Zijn eerste huwelijk eindigde in een echtscheiding. De Merode kwam in een depressie terecht en had daarbovenop nog eens een financiële kater. Hulp vragen aan de familie, dat zat er niet in, daar was de prins te trots voor en er was het familie-imago dat vlekkeloos moest blijven. Dan maar in een krot gaan wonen en bedelen in de Brusselse winkelstraten.

In de jaren '70 en '80 kwam hij aan de bak als journalist. Intussen was hij verhuisd naar Oostende en daar richtte hij een naturistenvereniging op. Bertrand was een fervent voorstander van het naaktstrand in Bredene. Een ander avontuur van de prins was het binnendringen van het kabinet van de Oostendse burgemeester met een houten namaakpistool, om te wijzen op de gebrekkige veiligheid. Toen hij ook nog eens actie voerde tijdens een bezoek van Albert II aan de kust, vloog hij zelfs even de bak in.

Maar het was vooral zijn turbulente liefdesleven waarmee hij regelmatig in de schijnwerpers stond. Een hele resem vrouwen passeerden de revue. Eén van zijn laatste avonturen was met een zekere Brigitte die hij in een sexclub had ontmoet. Bertrand omschreef haar met de gevleugelde woorden: 'Zij heeft een stel mooie borsten en een zoon van 14 jaar''. Helaas voor Brigitte liep het fout. De volgende was in 2005 een Roemeense, waar hij halsoverkop verliefd op werd en in het huwelijksbootje mee wou stappen. De uitnodigingen naar onder meer prinses Mathilde waren als verstuurd. Helaas, het mocht weer niet duren, de Roemeense schone bleek een ordinaire oplichtster die alleen op zijn geld uit was. De Merode's vader was ondertussen gestorven en de prins rentenierde op het familiefortuin.

Zijn laatste verovering liep het helemaal de spuigaten uit. Eind vorig jaar had hij zijn hart verpand aan een zekere Naomi Amoako, een Ghanese van 30 jaar. Een eerste ontmoeting - ze hadden elkaar alleen nog maar via e-mail gecontacteerd - viel in het water: toen hij haar ging ophalen op Schiphol, bleek dat ze was aangehouden omdat ze 50kg goud vanuit Ghana naar Nederland probeerde te smokkelen. Even later informeerde de Ghanese ambassade dat hij opnieuw het slachtoffer was van een bende oplichters. Juffrouw Amoako bleek een man te zijn.

Toch bleef hij nog hopen op de ware liefde, maar het mocht niet zijn. De armste prinselijke pineut van België, Bertrand de Merode, werd zondag dood aangetroffen in zijn appartement. Hij werd 57.

zondag 8 november 2009

Hans Lund : Big Tuna

De Amerikaanse pokerspeler en voormalige vice-wereldkampioen Hans 'Tuna' Lund is op 59-jarige leeftijd overleden aan kanker. Lund begon zijn loopbaan als tonijnvisser, vandaar zijn bijnaam, en besloot midden jaren '70 professioneel pokerspeler te worden. Hij won gedurende zijn carrière twee evenementen op de World Series of Poker in Las Vegas (in 1978 & 1996). Lund zal echter vooral herinnerd worden als de man die ei zo na wereldkampioen was geworden in 1990. Dat jaar schoten hijzelf en de Brits-Iraanse pro Mansour Matloubi als laatste twee spelers over. De twee mannen speelden er één van de meest gedenkwaardige handen in de pokergeschiedenis: op een bepaald moment zaten al Matloubi's chips in de pot terwijl Lund met nog één kaart te delen 95% winstkansen had. Van de 46 kaarten die nog in het pak zaten, konden enkel de twee overgebleven tienen Matloubi nog redden en verhinderen dat Lund wereldkampioen werd. De mirakeltien verscheen echter, Tuna zat erbij als door de hand Gods geslagen en het toernooi ging door (om fair te zijn tegenover Matloubi, had deze wel veruit de beste hand op het moment dat hij al zijn chips had ingezet). Vanaf dan ging het van kwaad naar erger voor de Amerikaan en even later had Matloubi de wereldtitel op zijn naam, Lund moest vrede nemen met de tweede plaats. Twee jaar later was Tuna er opnieuw erg dichtbij toen hij 3de werd op het wereldkampioenschap '92. Vanaf 1997 stopte hij met poker maar enkele jaren geleden had hij een comeback gemaakt waarbij hij bewees dat hij nog steeds met de besten meekon. Met toernooipoker alleen al won Hans Lund tijdens zijn carrière bijna 3 miljoen dollar.

Onderstaand filmpje toont de memorabele eindfase van de Lund-Matloubi strijd op het WK '90. Het begint net op het moment dat Tuna (links in beeld met zijn eeuwige tandenstoker en het paarse petje) 95% zeker is om wereldkampioen te worden en het noodlot toeslaat.

Vitaly Ginzburg : Vader van de Sovjet-bom

Pervaya molniya (Первая молния ), oftewel Eerste Bliksem, dat was de kleurrijke naam voor de RDS-1, de allereerste atoombom van de Sovjetunie. Hij ontplofte op 29 augustus 1949 in Kazakhstan en verbijsterde de Amerikanen, die er van overtuigd waren dat het Sovjet-atoomprogramma járen achterstond op het Amerikaanse. Niet dus. En de ontploffing van Joe-1 (hier rechts op de foto), zoals ze hem in de Verenigde Staten noemden, was ook grotendeels te danken aan de harde labeur van Vitaly Ginzburg.

De in 1916 geboren Ginzburg werkte in de jaren '40 aan de zijde van Andrei Sakharov, die later beroemd werd als dissident. Onder de leiding van Igor Kurchatov gaven ze de communistische dictator Stalin eindelijk zijn atoomspeelgoed. Kurchatov zou later toegeven dat zijn eerste gedachte bij de ontploffing van de RDS-1 een gevoel van opluchting was. Hij was er van overtuigd dat Stalin hen allemaal had neergeknald als de test mislukt was.
In de jaren '50 ontwikkelde Ginzburg samen met Lev Landau een mathematische theorie omtrent supergeleiding, wat de Ginzburg-Landau Theorie zou worden (1950). Ginzburg zat ook achter de val van Trofim Lysenko in 1962. Lysenko was de bioloog van Stalin geweest, die de hele Mendeliaanse wetenschap verwierp wegens te 'kapitalistisch', wat de vooruitgang van de genetica in de USSR 2 decennia achterstand opleverde.
Omdat Ginzburg, die Joodse roots had, meewerkte aan het atoomprogramma, ontsnapte hij in het begin aan de jodenvervolgingen van Stalin, maar in 1951 oordeelde de Rode Tsaar dan toch dat Ginzburg niet koosjer was. Hij moest stoppen met zijn werk aan het Sovjet-waterstofbomproject en mocht naar huis gaan. Pas na de dood van Stalin in 1953 kon hij zijn werk hervatten.

Ginzburg was ook één van Ruslands beroemdste en uitgesproken atheïsten. Hij verdedigde zijn ideeën op alle mogelijke momenten en schreef er ook enkele boeken over. Hierdoor kreeg hij al snel ruzie met de Russisch-orthodoxe kerk. Hij bekritiseerde dan ook de terugkeer naar totalitarisme onder Putin en hekelde diens gebruik van en terugkeer naar de kerk.
In 2003 kreeg hij de Nobelprijs voor de Fysica, samen met Alexei Abrikosov en Anthony Leggett, voor zijn bijdrage aan de theorie van de supergeleiding.
Vitaly Lazarevich Ginzburg overleed in Moskou aan een hartaanval. De vader van de Russische atoombom werd 93.

woensdag 4 november 2009

Claude Lévi-Strauss : Gedaan met de illusies

Net geen 101 werd hij, de vader van het structuralisme. Claude Lévi-Strauss was ondertussen al zo oud dat hij zijn eigen voorbijgestreefd was. Zijn pogingen om de structurele methode te introduceren in de sociale wetenschappen, dat heeft hij nooit voor elkaar gekregen. Maar de man schonk de wereld wel een cruciaal nieuw begrip: multiculturaliteit.

De geboorte van Lévi-Strauss vond plaats op 18 november 1908, in ons eigen Brussel zowaar. De geboorteplaats was eigenlijk puur toeval, bijna letterlijk een 'accident de parcours'; zijn ouders waren gewoon op doorreis toen Claude naar buiten kwam. In zijn jeugd werd het al snel duidelijk dat de jonge spruit een indruk zou nalaten in de wereld. Op zijn 10e kende hij Don Quichote van buiten en probeerde hij een opera in elkaar te boksen. Hij studeerde filosofie aan de Sorbonne, waar toen ook andere toekomstige groten de lessen volgden, zoals Sartre en Beauvoir. Contact was er nog niet, dat zou pas later komen, als hun denkbeelden frontaal op elkaar botsten.

Vanaf 1935 doceerde hij in het Braziliaanse São Paulo filosofie. Daar raakte hij geïnteresseerd in de Indiaanse samenlevingen van de Matto Grosso en het Amazonegebied. Zijn etnologische en antropologische inzichten schreef hij later neer in zijn eerste meesterwerk Tristes tropiques (1955). Tristes tropiques was een wetenschappelijk werk met een autobiografische inslag. Hij kreeg onmiddellijk te maken met kritiek: de etnologen vonden het boek amateuristisch en het grote publiek vond het dan weer veel te moeilijk.

Zijn kennismaking met het structuralisme had hij in de Tweede Wereldoorlog, toen hij in 1941 Frankrijk ontvluchtte - het werd daar wat te heet onder de voeten voor Lévi-Strauss met zijn Joodse roots - en naar de Verenigde Staten ging. Daar ontmoette hij de Russische taalkundige Roman Jakobson, die druk bezig was met het structuralisme te introduceren in de taalwetenschappen. Lévi-Strauss zou de rest van zijn tijd proberen om hetzelfde te doen voor de sociale wetenschappen.

Alle aspecten van de cultuur nam Lévi-Strauss onder de loep, van Indiaanse maskers tot West-Europese poëzie. Voor hem was er geen echt 'ik'. Dat subjectief gegeven leidde alleen maar tot illusies, die volgens Lévi-Strauss niet meer dan luchtbellen waren. Structuren, dát was hetgene dat de mensheid deed draaien. Uit die structuren komen allemaal regels. Hij verwierp het onderscheid tussen beschaafde en primitieve culturen. In tegenstelling tot de anderen van zijn tijd zocht hij naar de gelijkenissen tussen culturen, niet de verschillen. De overgang van natuur naar cultuur fascineerde hem mateloos.


Zijn denken bracht hem in de clinch met o.m. Sartre, die hij op een bepaald punt aanduidde als een ordinaire toogfilosoof. In de jaren '60 schreef hij nog andere beroemde werken, waar La Pensée sauvage (1962) en Le cru et le cuit (1964) met kop en staart bovenuitsteken. Met Le cru et le cuit begon hij aan een vierdelige analyse genaamd Mythologiques, wat volgens de meesten nog steeds geldt als hét magnum opus van Claude Lévi-Strauss.

Tot de jaren '70-'80 was iedereen in de ban van het structuralisme. Maar daarna viel hij uit de mode. In zijn zeldzame interviews beklaagde hij zich vaak over de moderne wereld. In 2005 merkte hij nog op dat 'zijn' wereld maar 1,5 miljard mensen had geteld, terwijl het er nu al 6 miljard waren. Hij zat volop te kappen op subjectivisme, monotheïsme en universalisme, drie dingen die de wereld voor hem alleen maar op zeep hielpen. Gelukkig was hij niet, zo beweerde hij. Toch bereikte hij nog de kaap van de 100, de ongelukkige. Sinds 1973 zetelde hij in de Académie française en was ineens ook het eerste lid dat ooit de 100 bereikte. In de nacht van 31 oktober op 1 november blief de laatste intellectuele reus van het Franse denken van de twintigste eeuw zijn laatste adem uit. Het nieuws werd nu pas bekendgemaakt. Hij strandde op 28 dagen van zijn 101e verjaardag.

dinsdag 3 november 2009

Robert H. Rines: zoeken naar Nessie

In strips worden professoren en uitvinders vaak als gekke en verstrooide figuren voorgesteld. En Robert Rines zal dat beeld van de Mad Professor zeker niet ontkrachten. De man zocht de voorbije 40 jaar naar het monster van Loch Ness, met radarapparatuur die hij zelf uitvond. De Amerikaanse professor en uitvinder overleed op 87-jarige leeftijd.

Rines beweert dat hij het monster van Loch Ness in 1972 gezien heeft. Hij beweerde dat hij iets mysterieus dat hij niet kon identificeren, zag tijdens een tea party aan het beroemde Schotse meer. “It looked like the back of an elephant,” verklaarde hij later. En ook: “I know there was a big unknown thing in that lake. That's why I haven't let go.”

En dus ging hij de daaropvolgende decennia regelmatig opnieuw op zoek naar Nessie. Hij gebruikte daarvoor zijn gepatenteerde sonartechnologie. Die uitvinding werd ook gebruikt in 1985 toen het wrak van de Titanic ontdekt werd, en ook het wrak van het Duitse oorlogsschip Bismarck werd dankzij Rines’ uitvindingen ontdekt.

Uiteraard werd er in academische kringen met Rines en zijn vastberadenheid om Nessie te vinden gespot, maar dat ontmoedigde hem niet. Om mogelijke criticasters de mond te snoeren voerde hij zijn onderzoek niet met geld van de belastingbetaler, maar zocht hij naar privépartners.

Dat Rines niet de eerste de beste was mag blijken: hij heeft in totaal 80 patenten op zijn naam staan, vooral in het domein van de radar- en sonartechnologie.

Een foto van die Rines nam van de vin van het monster:

Francisco Alaya : Het geweten van Spanje

Francisco Ayala Garciá-Duarte is overleden. Ayala was één van de belangrijkste Spaanse schrijvers van de twintigste eeuw. Hij had bijna alle onderscheidingen gekregen die in de Spaanstalige wereld worden uitgereikt, van de Cervantes Prijs tot de Prins van Asturië Prijs.
Zijn eerste roman, Tragicomedia de un hombre sin espíritu, publiceerde hij al op zijn 19e. Toen de Spaanse burgeroorlog uitbrak in 1936 (Ayala was toen net 30), bevond de schrijver zich in op dat moment in het buitenland. Hij keerde voor korte tijd terug en diende als de secretaris voor de legatie van de Spaanse republiek in Praag. Aan het einde van de oorlog bleef Ayala achter als een banneling.

Hij verhuisde aanvankelijk naar Argentinië, waar hij van 1939 tot 1950 zou verblijven. Daar gaf hij lessen sociologie. Ondertussen bleef hij verderschrijven aan zijn romans en hield hij zich ook bezig met literatuurkritiek en sociologie. In die laatste discipline publiceerde hij bijvoorbeeld het driedelige werk Tratado de la Sociología (1947).
Na zijn Argentijnse periode trok hij even naar Brazilië, om van daaruit door te trekken naar Puerto Rico, waar hij aan de universiteit lesgaf. Van Puerto Rico was het maar een kleine stap naar de Verenigde Staten, waar hij tot 1980 verbleef. Alleen in 1956 dook hij even op in Spanje, maar tot na de dood van Franco liet hij er zich niet meer zien.

Tot op hoge leeftijd bleef hij essays en romans schrijven over allerhande onderwerpen. Hij vertaalde Mann en Rilke naar het Spaans en ontpopte zich als het geweten van Spanje door het moreel verval van de samenleving aan de kaak te stellen. Ayala beschouwde zichzelf als een eenzame strijder en liet zich nooit door een politieke partij inpalmen. Veel van zijn geschriften gaan over macht of misbruik van macht. Hij schreef nooit rechtstreeks over de Spaanse burgeroorlog, maar gebruikte andere historische periodes om dat zwarte blad uit de Spaanse geschiedenis te ontleden. In 2005 publiceerde hij zijn memoires, Recuerdos y olvidos.
Het geweten van Spanje bereikte de zeer respectabele leeftijd van 103 zomers.

maandag 2 november 2009

Alda Merini : het kleine Milanese meisje

DOPO TUTTO ANCHE TU

Dopo tutto anche tu
che dovrei sentire nemico
e che perdono.
Sei soltanto un uomo
che cerca di capire
e di non capire nessuno.
La tua generosità
è falsa come la mia.
Nessuno di noi
è talmente buono
da far sortir
miracoli dai versi.
Nessuno di noi
è talmente puro
da dimenticarli
per sempre.


APRES TOUT MEME TOI

Après tout même toi
que je devrais sentir ennemi
et que je pardonne.
Tu es seulement un homme
qui essaie de comprendre
et de ne comprendre personne.
Ta générosité
est aussi fausse que la mienne.
Aucun de nous
n’est assez bon
pour faire sortir
les miracles des vers.
Aucun de nous
n’est assez pur
pour les oublier
à jamais.

(uit Alda Merini, Dopo tutto anche tu, 2004. Franse vertaling door Patricia Dao.)
De Italiaanse dichteres en cultfiguur Alda Merini is op 78-jarige leeftijd gestorven aan de gevolgen van botkanker. Merini, tot op het moment van haar overlijden beschouwd als de grootste nog levende Italiaanse dichteres, werd geboren op 21 maart 1931 te Milaan. In 1953 debuteerde ze met de bundel La presenza di Orfeo. Al snel werd ze omarmd door het Italiaanse literaire establishment en raakte ze bevriend met onder andere de grote dichter Salvatore Quasimodo en de schrijver-regisseur Pier Paolo Pasolini, die haar de bijnaam 'la ragazzaccio milanese' ('het kleine Milanese meisje') bezorgde. De hoop en liefde waarvan haar vroege poëzie vervuld was maakt gaandeweg plaats voor Angst wanneer de dichteres steeds meer gebukt gaat onder zenuwinzinkingen en zware depressies. In 1965 wordt Merini hiervoor geïnterneerd in een psychiatrische kliniek waar zij 15 jaar zal verblijven. Gedurende al die jaren schrijft ze niks meer.

Na haar ontslag uit de instelling begint ze in de jaren '80 weer te schrijven en in 1984 maakt ze haar comeback met de hoog aangeschreven bundel La Terra Santa. De volgende decennia ziet een indrukwekkend poëtisch oeuvre het levenslicht. Haar geestesziekte raakt ze nooit echt kwijt en zal haar gedurende haar verdere leven regelmatig blijven teisteren. De laatste jaren dicteerde ze haar gedichten over de telefoon aan vrienden. Haar poëzie is in vele talen vertaald, waaronder het Frans en het Engels. Alda Merini, vergezeld van haar eeuwige sigaret, was in Italië een heuse cultfiguur die er allesbehalve vies van was om bij tijd en stond te choqueren. Zo bijvoorbeeld bracht de Italiaanse groep Altera in 2001 het album Canto di Spine uit waarbij ze de grootste Italiaanse dichters van de 20ste eeuw (Quasimodo, Levi, Pavese, Pasolini, Merini,... ) op muziek zetten. De toen 70-jarige Merini deinsde er niet voor terug om op rembrandtiaanse wijze te poseren voor de albumcover (zie foto links). Niet bepaald uw doordeweekse Italiaanse 'mamma' met andere woorden. Alda Merini werd na haar overlijden al door president Giorgio Napolitano geprezen als één van 's lands grootste literaire monumenten. Nobelprijswinnaar Dario Fo verklaarde dat zij die onderscheiding evenzeer als hijzelf zou verdiend hebben.

Als uitsmijter nog een gedicht:
LA MIA POESIA E ALACRE COME IL FUOCO

L
a mia poesia è alacre come il fuoco,
trascorre tra le mie dita come un rosario.
Non prego perché sono un poeta della sventura
che tace, a volte, le doglie di un parto dentro le ore,
sono il poeta che grida e che gioca con le sue grida,
sono il poeta che canta e non trova parole,
sono la paglia arida sopra cui batte il suono,
sono la ninnanànna che fa piangere i figli,
sono la vanagloria che si lascia cadere,
il manto di metallo di una lunga preghiera
del passato cordoglio che non vede la luce.


MA POESIE EST VIVE COMME LE FEU

M
a poésie est vive comme le feu,
elle glisse entre mes doigts comme un rosaire.
Je ne prie pas, car je suis un poète de la disgrâce
qui tait parfois le travail d’une naissance d’entre les heures,
je suis le poète qui crie et joue avec ses cris,
je suis le poète qui chante et ne trouve pas ses mots,
je suis la paille sèche où vient battre le son,
je suis la berceuse qui fait pleurer les enfants,
je suis la vanité qui se laisse chuter,
le manteau de métal d’une longue prière
d’un vieux deuil du passé et qui est sans lumière.

(uit Alda Merini, La volpe e il sipario, 1997. Franse vertaling door Martin Rueff.)

zondag 1 november 2009

Manu Verreth: Jomme Dockx is dood

De dood houdt dit jaar lelijk huis bij de cast van de BRT-reeks De Collega's. Al eerder werden scenarist Jan Matterne en actrice Jenny Tanghe weggemaaid, nu heeft ook Manu Verreth, de vertolker van Jomme Dockx, één van de meest legendarische personages uit de serie, er het loodje bij neergelegd. Samen met zijn tweelingbroer werd Manu Verreth op 27 februari 1940 geboren te Mechelen. Al op jonge leeftijd sloten beiden zich aan bij het Mechels Miniatuurtheater, een toneelgezelschap dat "volkstheater in de positieve zin van het woord" wilde brengen. Daar brachten de broers voor het eerst De Collega's, een komedie over de lotgevallen van enkele typische ambtenaren op een niet nader genoemd ministerie. Onder de vleugels van Jan Matterne werd het enorm populaire stuk voor televisie bewerkt, waardoor de carrière van de gebroeders gelanceerd werd. Vooral Manu Verreth werd als de simpele maar goudeerlijke Jomme Dockx bijzonder geliefd bij de Vlaamse kijker. Het succes van De Collega's zouden de broers Verreth nooit meer evenaren, maar tot kort voor zijn dood bleef Manu af en toe opduiken in populaire series als Flikken, Aspe of F.C. De Kampioenen.

Helaas was de loopbaan van Manu als quizmaster van kortere duur. Slechts één legendarische aflevering van de Pak de poen show zou door de gebroeders Verreth gepresenteerd worden. Het werd een regelrechte ramp, één van de meest hallucinante programma's die ooit op televisie te zien zijn geweest. De wet van Murphy sloeg ongenadig toe: alles wat maar enigszins kon foutlopen, liep ook dramatisch in het honderd. Studiolichten vielen uit, beeldbanden startten niet of veel te traag, knoppen die de kandidaten moesten gebruiken om af te drukken deden het niet, afstandsbestuurde autootjes werkten voor geen meter en een ondertussen doodzenuwachtige Manu Verreth ondernam drie vruchteloze pogingen om een kijker in Keerbergen op te bellen. Wanneer bij het slot van de show een al even ontredderde René Verreth zich onmogelijk nog kan herinneren wie nu ook weer de muzikale hoofdgast van het programma was-"Hier is hij dan, dames en heren, Percy... Percy...Percy... euh... dank u dames en heren, inderdaad, Percy Sledge!"-is een culthit geboren. Het vreemde, ambtelijke taalgebruik van de broers blijft ook vandaag nog hilarisch: "U ziet er werkelijk kipgezond uit, beste kandidaat" of "Carnaval kan geen carnaval zijn zonder nieuwe shownummers die onze artiesten speciaal daarvoor een beetje op touw zetten" of ook nog "Overhaast is zelden goed, zoals een spreekwoord zegt", het zijn uitspraken die de broers nog jaren zullen achtervolgen. René en Manu worden na één aflevering door Luc Appermont vervangen, maar fragmenten uit de show worden ook nu nog met de regelmaat van een klok in humoristische compilatieprogramma's opgevoerd. Tot bij zijn al te vroege dood wilde Manu enkel een interview toestaan als de journalist erin toestemde om geen enkele vraag over de Pak de poen show te stellen. Hij stierf na een slepende ziekte op negenenzestigjarige leeftijd.