maandag 2 november 2009

Alda Merini : het kleine Milanese meisje

DOPO TUTTO ANCHE TU

Dopo tutto anche tu
che dovrei sentire nemico
e che perdono.
Sei soltanto un uomo
che cerca di capire
e di non capire nessuno.
La tua generosità
è falsa come la mia.
Nessuno di noi
è talmente buono
da far sortir
miracoli dai versi.
Nessuno di noi
è talmente puro
da dimenticarli
per sempre.


APRES TOUT MEME TOI

Après tout même toi
que je devrais sentir ennemi
et que je pardonne.
Tu es seulement un homme
qui essaie de comprendre
et de ne comprendre personne.
Ta générosité
est aussi fausse que la mienne.
Aucun de nous
n’est assez bon
pour faire sortir
les miracles des vers.
Aucun de nous
n’est assez pur
pour les oublier
à jamais.

(uit Alda Merini, Dopo tutto anche tu, 2004. Franse vertaling door Patricia Dao.)
De Italiaanse dichteres en cultfiguur Alda Merini is op 78-jarige leeftijd gestorven aan de gevolgen van botkanker. Merini, tot op het moment van haar overlijden beschouwd als de grootste nog levende Italiaanse dichteres, werd geboren op 21 maart 1931 te Milaan. In 1953 debuteerde ze met de bundel La presenza di Orfeo. Al snel werd ze omarmd door het Italiaanse literaire establishment en raakte ze bevriend met onder andere de grote dichter Salvatore Quasimodo en de schrijver-regisseur Pier Paolo Pasolini, die haar de bijnaam 'la ragazzaccio milanese' ('het kleine Milanese meisje') bezorgde. De hoop en liefde waarvan haar vroege poëzie vervuld was maakt gaandeweg plaats voor Angst wanneer de dichteres steeds meer gebukt gaat onder zenuwinzinkingen en zware depressies. In 1965 wordt Merini hiervoor geïnterneerd in een psychiatrische kliniek waar zij 15 jaar zal verblijven. Gedurende al die jaren schrijft ze niks meer.

Na haar ontslag uit de instelling begint ze in de jaren '80 weer te schrijven en in 1984 maakt ze haar comeback met de hoog aangeschreven bundel La Terra Santa. De volgende decennia ziet een indrukwekkend poëtisch oeuvre het levenslicht. Haar geestesziekte raakt ze nooit echt kwijt en zal haar gedurende haar verdere leven regelmatig blijven teisteren. De laatste jaren dicteerde ze haar gedichten over de telefoon aan vrienden. Haar poëzie is in vele talen vertaald, waaronder het Frans en het Engels. Alda Merini, vergezeld van haar eeuwige sigaret, was in Italië een heuse cultfiguur die er allesbehalve vies van was om bij tijd en stond te choqueren. Zo bijvoorbeeld bracht de Italiaanse groep Altera in 2001 het album Canto di Spine uit waarbij ze de grootste Italiaanse dichters van de 20ste eeuw (Quasimodo, Levi, Pavese, Pasolini, Merini,... ) op muziek zetten. De toen 70-jarige Merini deinsde er niet voor terug om op rembrandtiaanse wijze te poseren voor de albumcover (zie foto links). Niet bepaald uw doordeweekse Italiaanse 'mamma' met andere woorden. Alda Merini werd na haar overlijden al door president Giorgio Napolitano geprezen als één van 's lands grootste literaire monumenten. Nobelprijswinnaar Dario Fo verklaarde dat zij die onderscheiding evenzeer als hijzelf zou verdiend hebben.

Als uitsmijter nog een gedicht:
LA MIA POESIA E ALACRE COME IL FUOCO

L
a mia poesia è alacre come il fuoco,
trascorre tra le mie dita come un rosario.
Non prego perché sono un poeta della sventura
che tace, a volte, le doglie di un parto dentro le ore,
sono il poeta che grida e che gioca con le sue grida,
sono il poeta che canta e non trova parole,
sono la paglia arida sopra cui batte il suono,
sono la ninnanànna che fa piangere i figli,
sono la vanagloria che si lascia cadere,
il manto di metallo di una lunga preghiera
del passato cordoglio che non vede la luce.


MA POESIE EST VIVE COMME LE FEU

M
a poésie est vive comme le feu,
elle glisse entre mes doigts comme un rosaire.
Je ne prie pas, car je suis un poète de la disgrâce
qui tait parfois le travail d’une naissance d’entre les heures,
je suis le poète qui crie et joue avec ses cris,
je suis le poète qui chante et ne trouve pas ses mots,
je suis la paille sèche où vient battre le son,
je suis la berceuse qui fait pleurer les enfants,
je suis la vanité qui se laisse chuter,
le manteau de métal d’une longue prière
d’un vieux deuil du passé et qui est sans lumière.

(uit Alda Merini, La volpe e il sipario, 1997. Franse vertaling door Martin Rueff.)

Geen opmerkingen: