vrijdag 16 oktober 2009

Bert Decorte : de vitaliteit van een malse boezem

De Vlaamse dichter Bert Decorte is op 94-jarige leeftijd overleden. Decorte werd op 2 juli 1915 geboren in Retie als 8ste van 10 kinderen (één van zijn broers was de vader van theatermaker Jan Decorte). Na zijn middelbare school ging hij aan de slag als loopjongen in de Delhaize in Antwerpen en later, na zijn legerdienst, verzeilde hij in de ambtenarij waar hij het schopte tot diensthoofd op het Departement Cultuur en Letteren van het Ministerie van Onderwijs waar hij tot aan zijn pensioen bleef werken. Decorte debuteerde in 1937 met de sonnettenbundel Germinal. De 21-jarige Kempenzoon werd meteen omarmd als hét nieuwe grote talent. Zo schreef Marnix Gijsen in De Standaard: "Sedert Paul Van Ostaijen, is Bert Decorte het eerste fenomeen, het eerste wonderkind dat wij in de Vlaamse poëzie zien verschijnen." De poëzie van Decorte, vooral in zijn beginjaren, situeert zich binnen het Vitalisme, de in de jaren '30 toonaangevende stroming waarvan in de Nederlandstalige poëzie vooral de vroege Hendrik Marsman de belangrijkste exponent was. Centraal in de poëtica van het Vitalisme is de klemtoon op de intense, intuïtieve levensdrift. Dit gaat gepaard met een beschavingskritiek, want het leven dat verheerlijkt wordt speelt zich af in de natuur, niet in de beschaving. Vooral de boerenstiel temidden van het eenvoudige plattelandsleven werd verafgood als een waar walhalla. Ter verduidelijking een fragment uit Decortes gedicht Brabant:
...
Altijd duikt Breugel op in dit landschap:
'k Zie Luilekkerland of een dorp in een dal,
en de ploegende boer toont nog verwantschap
met die onvergetelijke van Ikaros' val.
Niets is vernepen hier, benauwd en smal:
de hemel legt zijn volle handen open.
In 't aards geloof laat hij zich gaarne dopen,
wie deze vrouw haar malse boezem bood.
Wat zou hij elders liefde willen kopen,
die hier onder een vlier een vrouw in de armen sloot?
...

(uit Bert Decorte,
Refreinen, 1943)
In het bovenstaande valt het nog enigszins mee, maar vaak leidt de vitaliteit van Decorte tot een exorbitante verbale boerenkermis met kwistig rond gespreide neologismen en vrolijke, (naïeve) levenslust. Enkel een strak behoud aan vormvastheid houdt dit alles nog in bedwang. Favoriete dichtvormen zijn het sonnet en de ballade, en, love it or hate it, maar zijn metrum en rijm is steeds zinvol en nooit gratuit.

Decorte was een bijzonder productieve dichter die tot 1995 bijna ieder jaar een bundel publiceerde. Hij schreef ook toneelstukken en essays, en vertaalde Les Fleurs du Mal van Charles Baudelaire en de ballades van François Villon in het Nederlands. In 1946 kreeg Bert Decorte de Driejaarlijkse Staatsprijs voor Poëzie.

Via deze link kan u Bert Decorte tussen een plaagregen van technische problemen het gedicht Ballade van Eén Enkele Keer zien en horen voordragen.
En voor de liefhebbers van het genre, hier een sonnet:
Ik ben geworden als het winterbleek,
de witte, gans met ijslaag overwelfde,
geheel gedempte - en toch is zij dezelfde
die levensader in het landschap leek

bij lentedag. Nu ligt het lijf, dat vrij
en vrolijk buitelde doorheen de weiden
of aan een vlakland zich in vijvers vlijde,
goed ingedekt onder de blanke sprei.

Maar ergens aan een bocht, waar het verval
wat groter is, waar 't ijs niet heel en al
de bedding dekt en nog het water huivert,

hoort hij, die hare lente heeft bemind
en blij was om de weelde van dit kind,
het oud geluid verinnigd en gezuiverd.

(uit Bert Decorte,
Een Stillere Dag, 1942)

Geen opmerkingen: