Benieuwd welk koosnaampje Michel Wuyts voor Alex Close bedacht zou hebben. “De baroudeur van het zwarte land” zal er niet ver vanaf geweest zijn. Close was een wielrenner die, gesterkt door een ijzeren karakter en een niet aflatende vechtlust wist te ontsnappen uit het trieste mineursbestaan in en om Charleroi. De bergen waren zijn domein. Hij was niet de beste klimmer van zijn tijd, wel de beste daler. “Van de afdalingen had ik geen schrik. Als je langs een stalen kabel in een smalle mijngang durft kruipen durf je ook tegen 60 per uur naar beneden duiken op een stalen fiets,” zei hij daarover. Close, die pas op zijn 27ste coureur werd, en op zijn dertigste pas aan zijn eerste tour deelnam, won in zijn korte carrière de Dauphiné Libéré en de Ronde van België en verzamelde ereplaatsen in “la grande boucle”.
Geremd door pech
Dat hij pas zo laat voor het eerst aan de tour deelnam, kwam door een samenloop van omstandigheden. In 1950 raakt hij om mysterieuze redenen niet door de medische controle. In 1951 vroeg de Belgische federatie een bijdrage 20 000 frank om te mogen deelnemen. “Een fortuin voor een eenvoudige mijnwerker als ik,” zei Close. In 52 mocht hij dan toch voor het eerst deelnemen aan de ronde. Hij werd zevende. “Er zal meer in, ware het niet dat land- en ploeggenoot Stan Ockers me steeds kwam terughalen als ik aanviel.”. Zijn beste resultaat haalde hij in 1953, toe hij vierde werd in de totaalstand. In 54 werd hij door een longontsteking, die hij opdeed in de Alpen pas 29 ste. In 55 werd hij negende, in 56 17de. Close wou zijn tourcarrière in ‘57 afsluiten met een klinkende overwinning in de etappe naar Charleroi, zijn hometown. Helaas kreeg hij een zware zonneslag in de rit naar Rouen enkele dagen voordien. “La plus grande déception da ma carrière,» zei hij achteraf
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten