De Amerikaanse actrice Gloria Stuart is op 100-jarige leeftijd overleden in haar slaap. Stuart werd als actrice ontdekt in het begin van de jaren '30 door James Whale, de legendarische regisseur van onder andere de Frankenstein-films. Hij gaf haar eerst een rolletje in zijn horrorprent The Old Dark House (1932) naast Boris Karloff en daarna gaf hij haar zelfs de vrouwelijke hoofdrol in The Invisible Man (1933), nog steeds een absolute klassieker in het sciencefictiongenre. Gloria Stuart was bekend als één van de knapste meisjes van heel Hollywood en als dusdanig werd ze dan ook meestal gecast als een mooi, blond en niet al te snugger femme fragile-type. Na de oorlog had Stuart genoeg van het acteren en laste een hiatus in die maar liefst 30 jaar zou duren. Vanaf 1975 nam ze de draad weer op. In haar tweede carrière moest ze voornamelijk genoegen nemen met rolletjes in tv-films en series. Nog één groot moment de gloire zou echter volgen, toen ze door regisseur James Cameron werd gevraagd om te schitteren in Titanic (1997). In deze gigantische kaskraker speelde ze de 101-jarige Rose die het zinken van de Titanic had overleefd. Aan het begin en het einde van de film blikt de oude Rose terug op haar veel jongere zelf (gespeeld door Kate Winslet) en haar liefdesavontuur met Jack (Leonardo DiCaprio) die zijn leven zou geven om haar te redden. Voor deze rol kreeg de toen 87-jarige Stuart een oscarnominatie voor Beste Actrice in een Bijrol. Gloria Stuart blijft tot op heden de oudste persoon ooit die genomineerd werd voor de Academy Awards, een record dat moeilijk te breken zal zijn.
Hieronder Gloria Stuart als Flora in The Invisble Man, in een scène met Claude Rains die haar onzichtbare lover vertolkt.
En hier de trailer van Titanic (fragmenten van Stuart in de eerste minuut van het filmpje).
In de jaren '60 was de dresscode in de Amerikaanse scholen nog iets strikter dan nu. Zo ook in de Robert E. Lee High School in Jacksonville, Florida. En daar stond ene Forby Leonard Skinner les te geven. Skinner was de gym teacher van dienst. Onder zijn leerlingen bevonden zich onder meer de dan nog onbekende Ronnie Van Zant, Gary Rossington en Bob Burns. Het schoolreglement schreef toen voor dat lang haar uit den boze was. Skinner volgde dat reglement tot op de letter en kwam al snel in de clinch met zijn leerlingen. De emoties liepen wat hoog op en Rossington en nog wat volk mochten het gaan uitleggen bij de directeur, met een schorsing als gevolg. Rossington en de zijnen hadden ondertussen een band opgericht en na hun onderonsje met Skinner besloten ze hun naam te veranderen in Lynyrd Skynyrd, als een soort van ironische hommage aan hun leraar. En zo werd een legende geboren. De klinkers werden opzettelijk veranderd, opdat Skinner hun geen proces zou aandoen. Lynyrd Skynyrd werd wereldberoemd vanaf de jaren '70. Skinner zelf stopte in 1970 met lesgeven. Na een tijdje geraakte hij gewend aan de bandnaam en in 1975 liet hij hen zelfs toe om een foto van hem te gebruiken voor hun derde album, Nuthin' Fancy. Vanaf dan werd ook Skinner wereldberoemd. Hij begon in het midden van de nacht telefoontjes te krijgen van fans. Skinners commentaar daarop sprak wel boekdelen: 'They'd say, "Who's speaking", and I'd say Leonard Skinner, and they'd say "Far out", which it really wasn't at four in the morning.' Later werd hij bevriend met enkele bandleden. Lynyrd Skynyrd speelde nog op de opening van Skinners bar The Still in Jacksonville. Hij koppelde zijn naam nog aan enkele andere bars, om zo ook wat van de roem mee te kunnen profiteren. Skinner overleed aan de gevolgen van Alzheimer op 77-jarige leeftijd. Bij zijn dood omschreef de New York Times hem als 'arguably the most influential high school gym teacher in American popular culture'.
Er moet altijd iemand de eerste zijn, dacht Fud Leclerc. Helaas voor hem werd hij inderdaad de eerste, maar niet zoals hij gehoopt had. We schrijven 1962, het jaar van de Cubacrisis. In Europa kan het hun allemaal niet schelen, daar was het immers het Eurovisiesongfestival. Zestien deelnemers waren er toen nog maar. En België werd vertegenwoordigd door Fernand Urbain Dominic - alias 'Fud' - Leclercq. En onze Fud was geen groentje, integendeel. Hij had al naam gemaakt als de pianist van de Franse artieste en actrice Juliette Gréco. In 1962 stond hij voor de vierde keer voor ons land op de planken.
De allereerste keer organiseerde de European Broadcasting Union (EBU) de Eurovision Grand Prix in het Zwitserse Lugano, in 1956. Dat was ineens ook de enige aflevering waarin een land verschillende inzendingen kon doen. Gastland Zwitserland won toen. Fud was er ook, met het liedje Messieurs les noyés de la Seine. Een uitslag of een plek hebben we niet, alleen de winnaar is bekend. In 1958 was hij er weer, met Ma petite chatte. Toen eindigde hij 5e op 10 deelnemers, met 8 punten. De foto dateert van zijn optreden toen. Zijn derde optreden was in 1960, met Mon amour pour toi. Leclerc strandde toen op de 6e plaats van de 13, met 9 punten.
En in 1962 was het weer van dat. Helaas voor onze Fud ging het toen iets minder. Hij stond er dus voor de vierde keer, waarmee hij nog altijd Belgisch recordhouder is. Maar hij werd toen vooral herinnerd omdat hij als eerste ooit op 0 punten eindigde. Geen enkel land had Ton nom ook maar iets gegeven. Fud was dan ook de laatste van de hoop. Een einde in mineur.
Daarna stopte Leclerc met optreden en ging hij in de bouwsector werken. Met Eurovisie 2005 verscheen hij nog eens op de RTBF als gast. Hij overleed in Brussel, 86 jaar oud.
De Vlaamse kok en tv-persoonlijkheid Chris Aerts heeft zich op 34-jarige leeftijd gezelfmoord. Vorig jaar deed Chris samen met zijn vrouw Wendy mee aan het tweede seizoen van het populaire programma Mijn Restaurant, hét kijkcijferkanon van VTM. Daarvoor was hij reeds zijn hele beroepsleven werkzaam in de horeca, als sous-chef in allerlei restaurants en als kok bij een cateringsbedrijf. Het Mechelse echtpaar waren de kandidaten van de provincie Antwerpen en kregen een pand tot hunner beschikking in Turnhout dat ze de naam 't Gerecht schonken. Het was de droom van Chris om als winnaars van het programma uit de bus te komen en zo zijn eigen zaak te verkrijgen, iets dat anders niet voor hem zou weggelegd zijn omdat hij er de centen niet voor had. Vanaf het begin van Mijn Restaurant draaide die mooie droom echter behoorlijk in de soep. De kookkunsten van Chris bleken een drama te zijn en hiervoor werd hij door de beroemde chefkok en jurylid Peter Goossens veelvuldig zwaar op de korrel genomen. Zo sneerde deze onder andere dat Chris zijn risotto naar "woestijnzand" proefde. Goossens vond het zelfs nodig hem te komen voordoen hoe hij een lamskroon moest bakken en hoe hij een stuk vis moest zouten. De Nederlandse topchef en gastjurylid Sergio Herman maakte het tijdens een bezoek aan 't Gerecht helemaal erg. Na het proeven van een gerecht van Chris sprak hij zuchtend over "een hoopje ellende". "Dit geef ik nog niet aan mijn hond," ging hij verder in zijn verbale sloopwerk. Chris en Wendy maakten ook constant ruzie en de programmamakers aarzelden niet om hen voortdurend als de gedoodverfde losers onder de kandidaten te portretteren. Het werd zelfs zo erg dat Chris en Wendy de productie gingen smeken om hen iets minder negatief in beeld te brengen, kwestie van hun schoolgaande kinderen toch wat te sparen. Het publiek ging echter medelijden krijgen met de Mechelse underdogs en redde hen sms-gewijs tijdens twee nominatierondes. Vlak voor de finale werden ze dan toch weggestemd ten gunste van de Limburgse kandidaten. Bij hun exit uit 't Gerecht maakten Chris en Wendy een gebroken indruk.
Na afloop van het programma ging het voor Chris van kwaad naar erger. Zijn vrouw Wendy, dochter van komiek Nigel Williams, bleek een minnaar te hebben en vroeg de scheiding aan, uitgerekend op de dag van Chris zijn verjaardag. Hun huwelijksperikelen en moeilijke scheiding werden breed uitgesmeerd in de Vlaamse roddelpers. Bovendien had zijn deelname aan Mijn Restaurant Chris -zoals wel meer ex-deelnemers- met een serieuze schuldenberg opgezadeld. Met zijn voor heel Vlaanderen opgebouwde reputatie van prutser in de keuken was het ook niet evident om nog aan de bak te komen als kok. Hij werkte nog wel even als sous-chef in 't Kasteel van Brasschaat maar daar kreeg hij twee weken geleden ruzie met de chef en bolde het dan maar af. Verder kluste hij nog bij in de kantine van KV Mechelen. Chris leed naar verluidt erg onder de bakken kritiek die hij gekregen had tijdens Mijn Restaurant. Overal waar hij kwam bleven de mensen er ook grapjes over maken. In zijn afscheidsbrief schreef Chris: "Hadden we maar nooit meegedaan aan zo'n kutprogramma, dat heeft me volledig gekraakt." Ook verontschuldigde hij er zich in aan zijn drie jonge kinderen omdat hij hen niet meer zou zien opgroeien. In de nacht van vrijdag op zaterdag slikte Chris Aerts in een garagebox in de Grote Nieuwendijkstraat te Mechelen immers een overdosis pillen door.
In 1956 verscheen één van de beste films in zijn genre op het witte doek: Invasion of the Body Snatchers. Het verhaal was simpel: een plantachtig ras uit de ruimte, de Pod People, vervangt langzaam maar zeker de mensheid door perfecte kopieën. De film was een overweldigend succes en werd later nog eens drie keer hermaakt, maar de eerste versie blijft volgens de critici nog steeds de beste. En de hoofdacteur daarin is gestorven. De Amerikaan Kevin McCarthy speelde de rol van Miles Bennell, de lokale dokter in het boerengat Santa Mira. Daar krijgt hij al snel last van personen die klagen dat hun familie niet meer dezelfden zijn. Bennells ex-lief Becky Driscoll heeft dezelfde klachten over haar oom. Al snel ontdekken ze dat de wereld wordt overgenomen door de Pod People. Ze proberen te ontsnappen en iedereen te waarschuwen, maar Driscoll wordt zelf het slachtoffer van de Body Snatchers. In de finale wordt Bennell achtervolgd door de Snatchers, komt hij langs een snelweg terecht en probeert hij de passerende auto's tegen te houden en te waarschuwen voor het gevaar. Hij wendt zich plots rechtstreeks tot de camera (in 1956 was dat allemaal nog zeer nieuw) en schreeuwt "They're here already! You're next! You're next!". Invasion of the Body Snatchers was zijn beroemdste film. Daarnaast draafde McCarthy nog op in films als Death of a Salesman (1951), de remake van Body Snatchers uit 1978 en Piranha (1978). In 2007 speelde hij mee met Anthony Hopkins in Slipstream. McCarthy vertolkte zichzelf en de film zit vol met referenties naar de cultklassieker uit 1956. Zijn laatste optreden was in Wesley (2009). Kevin McCarthy werd 96.
En hier de trailer van Invasion of the Body Snatchers:
De Nederlandse schilder Corneille is op 88-jarige leeftijd overleden. Guillaume Cornelis van Beverloo, zoals zijn officiële naam luidde, werd in 1922 geboren te Luik als kind van Nederlandse ouders. Als schilder was hij voornamelijk een autodidact. Tijdens de oorlog leerde hij Karel Appel kennen in wie hij meteen een geestesgenoot ontdekt. Samen met Appel en Constant (Nieuwenhuys) trok hij naar Parijs wat op dat moment het mekka van de avant-garde in de kunst was. Van Beverloo ging vanaf dan uitsluitend door het leven als Corneille (Frans voor 'kraai'). In Parijs richtten de drie in 1948 de Experimentele Groep op - op de foto rechtsonder zijn ze in die periode te zien, vlnr Constant, Appel en Corneille. Wat later ging deze over in Cobra toen nog een paar Deense en Belgische schilders zich bij hen aansloten. Cobra zette zich af tegen het op dat moment nog heersende strakke modernisme van Piet Mondriaan en koos resoluut voor het ongebreidelde experiment. Bij Cobra sloten zich ook nog een pak Nederlandse en Vlaamse experimentele dichters aan waaronder Hugo Claus, Lucebert, Simon Vinkenoog en nog andere latere Vijftigers. Corneille zei in een interview over Cobra: "Wij waren net als vitaminepillen voor de kunst na de oorlog. Dat had het wel nodig."
Onderling verschilden de experimentele schilders nogal van elkaar. Karel Appel was de man van het ruige expressionisme, Corneille was meer een lyrische, vitalistische schilder. Grote invloeden op zijn werk waren Joan Miro, Henri Matisse en de dichter Charles Baudelaire. Corneille maakte vele reizen, vooral naar tropische landen en het was de woekerende natuur van die landen die hem inspireerde, of zoals hij zich uitdrukte over zijn bezoek aan de paleistuinen van Boedapest in een brief uit 1947 die je als zijn intentieverklaring zou kunnen lezen: "De vogels, de vlinders, de bijen, alles vloog, dwarrelde, buitelde en danste een wilde dans. De natuur ontplooide zich in haar enorme vitaliteit, de mensch waakte niet meer, zij mocht haar gang gaag." Corneille schilderde in een figuratieve stijl met enorme kleurexplosies van rood, geel en groen. Zijn werk is sensueel en zelfs erotisch met het wulpse vrouwenlichaam als vaste dada. Een aantal steeds weerkerende figuren zijn de ontblootte vrouw, de kat als bewaker van de kuisheid, en vooral de vogel als symbool van de bevrijding van het aardse en ook als bespieder en gesprekspartner. Zijn schilderwerk beschouwde hij als het maken van fabels, met de gretigheid van iemand die zijn ogen voor het eerst gebruikt. Voor sommigen was Corneille's techniek toch iets té rudimentair. Opmerkingen als "dat kan mijn 8-jarig zoontje ook" waren geregeld te horen bij bezoekers van zijn exposities.
Sinds de jaren '80 ging Corneille ook stropdassen, beddelakens en andere spullen met zijn schilderwerk op in massaproductie verkopen wat hem van sommige collega's de kritiek bezorgde dat hij veel te plat commercieel bezig was. Met waar het echt om ging, namelijk zijn doeken, was hij al sedert de jaren '50-'60 internationaal doorgebroken en een grote naam geworden. Op een veiling in 2006 werd een voorlopig recordbedrag voor een Corneille neergeteld toen het schilderij Au sein de désert, il y a encore de la place pour les yeux (1949) voor €281.000 onder de hamer ging. Alhoewel Corneille bekend staat als één van die zeldzame kunstenaars wiens werk optimistisch en zelfs vrolijk van inslag is, sukkelde de schilder zijn hele leven met een bipolaire stoornis. De laatste jaren was hij veel meer depressief dan manisch geweest. In 2005 moest hij een tijd worden opgenomen in een psychiatrische kliniek. De altijd al bijzonder productieve Corneille bleef wel tot kort voor zijn dood actief. Zijn laatste kunstwerken waren enkele sculpturen die hij in 2009 maakte voor de Olifantenparade in Amsterdam, de zogenaamde Corneillefanten. Met Corneille is, na Karel Appel en Constant, nu ook de laatste van het triumviraat der experimentelen, de belangrijkste vertegenwoordigers van de naoorlogse Nederlandse schilderkunst, heengegaan. Het is natuurlijk vooral zijn artistieke nalatenschap die de eeuwigheid zal ingaan, waarvan hieronder enkele voorbeelden.
Au sein de désert, il y a encore de la place pour les yeux (1949)
De Nederlandse wielerjournalist Jean Nelissen is op 74-jarige leeftijd overleden. Geboren in het Limburgse mijnwerkersstadje Geleen, begon Nelissen zijn carrière met een reeks van 12 stielen en 13 ongelukken waarbij hij onder andere een aantal jaren een frietkot uitbaatte. In 1965 dan begon hij te werken op de sportredactie van de krant De Limburger. Daar ging hij zich vooral toeleggen op de wielersport waar hij al dra een grote autoriteit in werd. De eerste Tour de France die hij volgde was die van 1967, die waarin Tom Simpson een dopinggerelateerde dood stierf. Nelissen was gefascineerd door dit voorval en besloot zich in te spuiten met amfetamine. Uit zijn experiment bleek dat doping echt wel werkte vermits hijzelf veel sneller met de fiets ging rijden. Zijn verhaal werd door de internationale pers overgenomen.
Vanaf 1969 ging hij bij de NOS aan de slag als vaste commentator van de wieleruitzendingen, een taak die hij combineerde met zijn werk bij de krant. Begin jaren '70 kreeg hij de jonge verslaggever Mart Smeets aan zijn zijde. Samen vormden ze meer dan 20 jaar lang het beroemde commentaarsduo van alle koers op de Nederlandse televisie. De twee hadden een onuitgesproken rolverdeling. Smeets hield zich vooral bezig met analyse van het wedstrijdverloop (wat bij Smeets vooral neerkomt op het verkeerdelijk herkennen van renners en tevergeefs proberen ontwaren van rugnummers). Nelissen was de man van de sappige verhalen. Zijn bijna encyclopedische kennis van wielerfeitjes, uitgeschreven in een hele reeks kleine schriftjes, en zijn rijke verzameling anecdotes over renners waren fenomenaal, en uniek in een tijd waarin Wikipedia of zelfs de fichenbak van Michel Wuyts nog niet bestonden. Eigenlijk kwam 'de Neel', zoals zijn bijnaam luidde, het best tot zijn recht in een mistige etappe waar er twee uur geen beelden waren of in de aanloop van een saaie vlakke rit die tot de onvermijdbare massasprint zou gaan leiden. Dan kon Nelissen zijn publiek onderhouden met zijn smakelijke koersverhalen, vaak uit de ouwe tijd, vaak ook serieus bij de haren getrokken, maar altijd amusant en gesproken in de prachtige verteltrant van zijn bronzen zacht-Limburgse stemgeluid, voortdurend onderbroken door het lurken aan zijn eeuwige sigaar waarvan de as dan neerdwarrelde in het krappe commentaarshok en gaatjes achterliet op de broeken van Mart Smeets.
Jean Nelissen heeft ook een aantal nieuwe uitdrukkingen uitgevonden zoals bijvoorbeeld 'reglementair uit het wiel rijden'. Zijn belangrijkste verwezenlijking voor het koersvocabularium kwam er zonder twijfel toen hij als eerste gewag maakte van de 'virtuele gele trui'. Deze uitdrukking duidt een renner aan die tijdens een etappe in een rittenwedstrijd zogezegd de leiding in het algemeen klassement heeft overgenomen op basis van het feit dat hij x tijd (groter dan zijn achterstand in het klassement) voor de eigenlijke leider uitrijdt. De 'virtuele' leiderstrui is intussen in alle talen overgenomen en ingeburgerd om dit concept aan te duiden. Daarnaast heeft Nelissen ook wel enkele legendarische taalkundige flaters op zijn naam staan zoals die keer dat hij de wedstrijd La Flêche Wallone in alle ernst vertaalde als 'De Waalse Fles'.
In 1995 beleefde Nelissen één van zijn hoogtepunten als commentator toen hij zijn neefje Danny Nelissen (zelf wielercommentator bij Eurosport tegenwoordig) in Colombia vanuit de commentaarscabine wereldkampioen bij de amateurs zag worden. Nelissen schreef in de loop der jaren ook 26 boeken, het overgrote deel over wielrennen. Dit jaar nog verscheen zijn laatste boek, getiteld Het Intrigerende Wielerleven van Jean Nelissen met hemzelf op de cover naast de Nederlandse tourwinnaar Jan Janssen. In 1994 was hij verplicht op vervroegd pensioen gestuurd bij De Limburger en na 1996 besloot ook de NOS hem niet meer in te zetten als commentator bij de Tour De France, alhoewel hij jarenlang wel nog werd opgetrommeld voor kleinere wedstrijden en ééndagskoersen, vooral op aandringen van Mart Smeets die intussen was uitgegroeid tot de godfather van Studio Sport. Smeets gaf hem met 'TourJourneel' ook nog een vaste rubriek in zijn programma De Avondetappe wat de Neel tot 2007 bleef doen. De laatste jaren ging het niet zo goed met hem. De kinderloze en gescheiden Nelissen woonde anoniem in Maastricht en miste zijn werk en de aandacht die hem steeds had omringd. Daarnaast was hij het grootste deel van zijn geld kwijt geraakt (ooit was hij gefortuneerd geweest en bezat hij zelfs een kasteel langs het parcours van de Amstel Gold Race) en dronk hij teveel, alhoewel hij als eeuwige bourgondiër altijd al veel en graag alcohol geconsumeerd had. In 2006 zei hij in een interview in Algemeen Dagblad: "Ik drink niet. Ik zuip. Ik begin 's ochtends wanneer ik wakker word met een jenever. U kunt zich niet voorstellen dat ik een halve liter jenever drink en niet omval? Ik ben ambassadeur van een jenevergenootschap en weet heus wat ik doe. (...) Op het moment dat ik niet meer van een grappa of een cognac kan genieten, moet ik me afvragen: heeft het leven dan nog zin?"
2010 is stilaan een gitzwart jaar aan het worden voor de wielersport. Na het heengaan van monumenten als Laurent Fignon, Franco Ballerini, Radomir Simunek, Jan Wauters en Harry Van den Bremt, heeft de koers met Jean Nelissen nu één van haar meest kleurrijke figuren naar het rijk der schimmen zien vertrekken. In onderstaand filmpje kan u de Neel nog eens in zijn typische stijl verhalen horen vertellen over de Pyreneeën.
En hier Mart Smeets, love him or hate him, maar zijn eerbetoon hieronder aan zijn jarenlange collega mag er zijn.
De Franse wielrenner Laurent Fignon is op 50-jarige leeftijd overleden aan de gevolgen van alvleesklierkanker. Geboren in een arbeidersgezin in Parijs, stond een piepjonge Fignon voor het eerst aan de start van de Tour de France in 1983 bij de ploeg Renault-Elf, en dan enkel omdat hun onbetwiste kopman en viervoudig tourwinnaar Bernard Hinault geblesseerd was. Alhoewel het aanvankelijke plan van de ploeg Renault erin bestond om dan maar voor ritzeges te gaan, bleek de tweedejaarsprof Fignon halverwege de Tour 2de te staan in het klassement. Toen leider Pascal Simon er dan nog eens bij ging liggen, zijn schouderbeen brak en enkele dagen later in de gele trui moest opgeven, lag de weg open en kon Fignon meteen zijn eerste tourzege binnenhalen. De 22-jarige Parisien was hiermee de jongste tourwinnaar sinds 1933. Het volgende jaar tijdens de Tour van '84 vernederde hij de tegenstand compleet en won hij de Tour met meer dan 10 minuten voorsprong op Hinault. Fignon leek op weg voor een lange dominante periode maar blessureleed en met name knieproblemen beslisten er anders over. De enige keer dat Fignon nog meespeelde voor de eindoverwinning in La Grande Boucle was in de legendarische Tour van 1989. Toen begon hij aan de laatste tijdrit met 50" voorsprong op zijn dichtste belager Greg Lemond en leek het dus een formaliteit om zijn derde tourzege binnen te halen. Lemond pakte echter als eerste wegwielrenner ooit in deze tijdrit uit met een triatlonstuur -en helm en reed onwaarschijnlijk genoeg zijn hele achterstand nog dicht. Lemond won die Tour uiteindelijk met een luttele 8 seconden voorsprong op Fignon, de kleinste overwinningsmarge in de tourgeschiedenis.
Naast zijn eindzeges in de Tour de France won Laurent Fignon ook nog de Giro d'Italia ('89), twee keer Milaan-Sanremo ('88 & '89), de Waalse Pijl ( '86), het Frans Kampioenschap ('84), 9 touretappes en nog een karrenvracht andere zeges. Fignon was niet meteen de lieveling van het Franse publiek. Daarvoor kwam hij te afstandelijk over en hij had bovendien de naam een intellectueel te zijn. Deze reputatie dankte hij in grote mate aan zijn aparte uiterlijk met blonde paardenstaart en rond brilletje. Zijn bijnaam was dan ook 'Le Professeur'. Fignon was trouwens ook wel gewoon een intelligent man, met een scherp koersdoorzicht, en bijzonder grappig bij momenten. Die kwaliteiten kon hij de laatste jaren uitspelen als analist tijdens de wieleruitzendingen van France Télévision. In de maand juli van dit jaar, toen de kanker hem al stevig in de greep had, gaf Fignon met een bijzonder hees en broos stemgeluid nog plichtsbewust commentaar bij de exploten in de Tour, zijn degelijke en plezante analyse een welgekomen afwisseling voor Wuyts, Steels en andere De Cauwers. In 2009 publiceerde Fignon zijn autobiografie Nous étions jeunes et insouciants. Hij gaf toe tijdens zijn carrière doping gebruikt te hebben maar geloofde niet dat dit aan de oorzaak zou kunnen hebben gelegen van de kanker die hem in zijn latere leven zo zwaar getroffen heeft. Misschien zal Laurent Fignon, tragisch genoeg voor hem, bekender blijven omwille van zijn groteske verlies in 1989 dan om zijn twee tourzeges en al zijn overwinningen samen, maar in ieder geval nemen we afscheid van een zeer groot wielermonument.
Alle coole mensen hebben tegenwoordig een Twitter-account en nu kunnen deze fijne mensen daarmee ook De Dodenwake volgen! Surf snel naar De Dodenwake-Twitterpagina!
Libera me, Domine, de morte æterna, in die illa tremenda, quando coeli movendi sunt et terra, dum veneris iudicare sæculum per ignem. Tremens factus sum ego et timeo, dum discussio venerit atque ventura ira. Dies illa, dies iræ, calamitatis, et miseriæ, dies magna et amara valde. Requiem æternam dona eis, Domine, et lux perpetua luceat eis.