woensdag 19 maart 2008
Het hemelse verdriet om Hugo
Daar ligt hij dan. Hugo Claus, geëuthaniseerd. Geveld op eigen verzoek, de eik en de eikel van de Vlaamse literatuur. Sinds enkele uren zijn alle overzichten van de Vlaamse literatuur gedateerd: niet langer is Hugo Claus de grootste nog levende Vlaamse auteur. Waarom wordt de jarenlang gedoodverfde maar nu dode en dus defintief gediskwalificeerde Nobelprijswinnaar hier op het eerste zicht nogal respectloos als eik en tegelijk eikel omschreven? Omdat malle Hugo zelf niets anders gewild had natuurlijk. In zijn werk streefde hij er immers naar het banale en het verhevene tot iets unieks te versmelten (tiens, waar hebben we dat nog gehoord?).
Dit blijkt wanneer ik hier even door zijn kolossale verzamelbundel "Gedichten 1948-1993" (1109 blz., en ook na 1993 volgden nog ettelijke verzen) blader. Gedichten over Parmenides, Cellini of Flaubert worden afgewisseld met scabreuze odes als "De geur van haar kut&kont verwart haar" of de simpele maar dodelijk doeltreffende zelfspot van "word ik nog ooit de teenager van de week?"
Jammer dus dat enkel die paar toegankelijke en hopeloos romantische gedichten (Als dan het koperen keteltje vol as, en ja ook het gelijnd muziekpapier zal ons weer door de strot geramd worden) de komende dagen tot in den treure herhaald zullen worden. Net als fragmenten uit dat ene magnum opus, het dit jaar vijfentwintig winters jonge het verdriet van België. Terwijl veelzijdigheid nu net zijn grootste kracht was.
Veelzijdigheid. Alle kunsttakken in zich hebben, en op alle vlakken ook nog eens zoveel mogelijk de herhaling vermijden. Het begon al met zijn romandebuut, het haast vergeten "De Metsiers" uit 1950, een streekroman die elk werk in dit genre (even goed luisteren beste Mortieren en Pleysieren van deze wereld) wat nog zou volgen al voor verschijnen stilletjes in een hoekje laat verdwijnen. Een volledige opsomming van hoogstpersoonlijke hoogtepunten is, om al maar meteen de titel van een prachtige dichtbundel van onze reus te citeren, onbegonnen werk. Op prozagebied moeten zeker het gelaagde "De verwondering", het ronduit geile "Jessica!", het bevreemdend autobiografische "het jaar van de kreeft" en vooruit dan maar, je kan er niet omheen, dat stuk verdriet vermeld worden. Als dichter bereikte Claus al erg vroeg zijn top, met de revolutionaire bundel "De Oostakkerse Gedichten" waarmee hij de taal torpedeerde zoals in Vlaanderen niemand hem ooit voorgedaan had, en ook nimmer meer zou nadoen. Als toneelschrijver duldde ons eikeltje al helemaal geen concurrentie in het Nederlandse taalgebied: Suiker, Vrijdag, Het Leven en de Werken van Leopold II, het waren stuk voor stuk taboedoorbrekende werken die ook vandaag nog actueel zijn. En moest dit artikel niet al veel te lang zijn, ik zou ook nog eens stille staan bij zijn rol als Cobraschilder, beeldhouwer, scenarist en regisseur van talloze (toegegeven, soms nogal bedenkelijke) Vlaamse films.
Laat het ons herhalen als de Alzheimerpatiënt die hij niet wou worden: Hugo Claus is dood. Hugo Claus is dood. Hugo Claus is dood. Hugo Claus...
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten