Meer dan een half miljoen op een een luttele drie maanden. Dat was de dodentol van de Slag bij Passchendaele. En de laatste die die moordpartij heeft meegemaakt heeft ons nu ook verlaten. Henry John Patch verliet de school op zijn vijftiende en werd een loodgieter. Een jaar later brak de Eerste Wereldoorlog uit. Hij wou helemaal niet gaan vechten, maar in 1916, op zijn achttiende, werd hij opgeroepen om te dienen bij de Duke of Cornwall's Light Infantry. Na zijn training werd hij in mei 1917 naar Reims gestuurd en zo verder naar het front. En een maand later begon één van de grootste en bloedigste veldslagen van de Oorlog. Patch was niet helemaal onbekend met de loopgravengruwel. Zijn oudere broer William had in de Eerste Slag bij Ieper gevochten en had daar schrapnel in zijn been gekregen toen hij loopgraven aan het graven was. En van juni tot september 1917 zat Harry Patch zelf in de loopgraven, in de Derde Slag bij Ieper, die bekend werd als de Slag bij Passchendaele. Zijn taak was er voor zorgen dat het Lewis-machinegeweer bleef lopen. Op 22 september 1917, om 22u30, stopte de oorlog voor Harry. Toen ontplofte er een lichte granaat, die de Tommies een Whizz Bang noemden, boven de hoofden van de mannen van het machinegeweer. Drie van zijn kameraden ontploften bijna letterlijk, Patch zelf kreeg een stuk schrapnel in zijn kruis. De volgende maanden bracht hij door in een hospitaal op het Isle of Wight, waar hij ook was toen de wapenstilstand getekend werd.
Het terrein dat in drie maanden gewonnen werd in de Slag bij Passchendaele was de volle vijf mijl. Pas in 1998 zou hij weer over de oorlog praten. Vanaf dan was hij regelmatig te zien in de vele documentaires over de oorlog. In 2003 nog kwam hij opdraven in de televisiereeks World War 1 in Colour. Daar zei hij nog "If any man tells you he went over the top and he wasn't scared, he's a damn liar." Bij zijn terugkeer op het slagveld in 2007 mijmerde hij nog dat "Any one of them could have been me. Millions of men came to fight in this war and I find it incredible that I am the only one left." Hij beschreef oorlog als "the calculated and condoned slaughter of human beings" en voor hem was het wel duidelijk dat "war isn't worth one life".
Ook zijn privéleven werd ontsierd door vele littekens. In 1976 stierf zijn eerste vrouw, op haar 81e. Zijn oudste zoon Dennis werd na de dood van zijn moeder verslaafd aan de drank en verkocht zelfs de oorlogsmedailles van zijn vader om toch maar aan zijn dagelijkse dosis te geraken. Zijn enige andere kind, een jongere zoon genaamd Roy, stierf in 2002. Op zijn 81e hertrouwde Harry, maar ook zij stierf, in 1984. Zijn laatste levensgezellin ontmoette hij in het rusthuis in 2003. Maar ook zij zou voor hem deze wereld verlaten, in 2007.
In november 2004 ontmoette hij voor het laatst zijn oude vijanden; Charles Kuentz, een Elzasser die aan de Duitse zijde had gevochten in Passchendaele (en voor de Fransen in de Tweede Wereldoorlog). Aanvankelijk zag Patch de ontmoeting niet zitten, maar uiteindelijk stemde hij er toch mee in en bleek het allemaal nog mee te vallen: "I was a bit doubtful before meeting a German soldier. Herr Kuentz is a very nice gentleman however. He is all for a united Europe and peace – and so am I." Kuentz had Harry een doos Elzasser koekjes mee, Patch gaf zijn collega een fles Somerset cider.
Henry John Patch was de laatste die ooit in de loopgraven heeft gevochten. De enige overlevenden die het nu nog kunnen navertellen zijn Claude Choules, Jack Babcock en Frank Buckles. Babckock zat nog in een trainingskamp en zag nooit actie in de oorlog: Buckles bestuurde een ambulance achter het front en Choules is de laatste zeeman. Patch werd 111.
Patch in Passchendaele:
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten