zondag 8 maart 2009
Patricia De Martelaere: de onverwachte dood
"Rouwen? Je staat er versteld van hoezeer je omgeving je verplicht om te treuren. Als je dat niet doet, krijg je te horen: heeft die persoon zo weinig voor je betekend?... Hoe radelozer iemand na de dood van een dierbare is, hoe groter de liefde was. Die liefde bewijs je dus door ontroostbaar te zijn. Volslagen flauwekul, eigenlijk het beste voorbeeld van zinloos verzet tegen de wereld zoals die nu eenmaal is. Bij dieren zie je dat als de partner sterft het leven al snel weer zijn beloop neemt. Alleen mensen kunnen dat niet accepteren."
Gelieve dus niet te rouwen. De Vlaamse filosofe, schrijfster en hoogleraar Patricia De Martelaere is op 51-jarige leeftijd na een slepende ziekte overleden. Bovenstaand citaat komt uit één van de weinige interviews die ze ooit toestond. Een unicum, want de raadselachtige, teruggetrokken De Martelaere vond dat haar werk, waarmee ze "een plagiaat van de werkelijkheid" nastreefde, voor zich moest spreken. Ook in dat werk was er geen plaats voor valse sentimenten, voor voornoemd "zinloos verzet tegen de wereld zoals die nu eenmaal is." In uitgebeend proza met kenmerkende titels als "Littekens" of "De schilder en zijn model" hield de schrijfster de mens een spiegel voor, zonder opsmuk, met al zijn kleine hebbelijkheden, de littekens die de meeste schrijvers als al te behaagzieke portretschilders trachten weg te moffelen.
"Koude Kunst", zo omschreef ze haar doel, waarbij niet het ontroerende maar het onrustwekkende haar fascineerde. Naast voornoemde romans schreef ze in 2005 "Het onverwachte antwoord", wat haar eindelijk een grotere bekendheid en zelfs de Gouden Uil-publieksprijs opleverde. In beperktere kring kreeg ze ook veel waardering als filosofisch essayiste, waarbij vooral Nietzsche, Wittgenstein en Freud over haar schouder meeschreven. Dankzij bundels als "Een verlangen naar ontroostbaarheid" of "Verrassingen" werd De Martelaere in 2000 volkomen terecht beloond met De Vlaamse Cultuurprijs voor essay en kritiek. Vaak werd ze omschreven als "de beste Vlaamse essayiste van de voorbije twintig jaar"; het deed dan ook heel wat stof opwaaien toen Hugo Brems haar niet opnam in "Altijd weer vogels die nesten beginnen", zijn encyclopedisch standaardwerk over de Nederlandse naoorlogse literatuur. Voor één keer doorbrak de schrijfster haar cordon mediatique om in een vlammend interview met Knack uit te halen naar de rancune van een afgewezen ex-minnaar die de objectiviteit van een literair historicus blijkbaar in de weg zat. Een ouderwetse literaire rel was het gevolg, tot Brems schoorvoetend zijn "vergetelheid" toegaf en beloofde haar in latere drukken zeker op te zullen nemen. Alweer een kleinzielig menselijk kantje als een kwalijk etterend litteken ontbloot.
Haast onopgemerkt bleef De Martelaeres enige dichtbundel, "Niets dat zegt", die ze zelf in de inleiding nota bene afkraakte als een uit de hand gelopen hobby. Oordeelt u vooral zelf of hier een zondagsdichter spreekt:
Zo dichtbij niets, zo zonder
onderkomen, zo zonderling.
Zo draai ik mij om en om en
zie en zie wat niemand ziet.
Het begint met nergens, en eindigt
op niets. Koud. Koud. Warmer.
Alleen wie weg is, is gezien.
Hoe kun je zo zijn, zegt hij.
Niet, zeg ik. Niet.
Patricia De Martelaere is niet meer. Zij wenst bloemen noch kransen. Toch verlangt elke literatuurliefhebber vandaag hevig naar haar ontroostbaarheid. En toch, die ontroostbaarheid... Hoe zat het ook weer met dat onverwachte antwoord van deze koele schilder van het afstotelijke? De mooiste slotzin van haar romans en misschien ook wel van haar leven: "Het onverwachte antwoord is: JA!"
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten