maandag 18 juli 2011

Magnus Malan : The White Man's Burden

In 1980 werd generaal Magnus André de Mérindol Malan de nieuwe minister van defensie van Zuid-Afrika. Het land werd toen nog geregeerd door de blanke minderheid en Apartheid was de normale gang van zaken. En Magnus Malan vond dat dat best ok was en dat alles beter zo kon blijven. In 1986 zei Malan nog dat politieke rechten niet relevant waren voor de Zuid-Afrikaanse zwarte medemens. Rond 1980 was de internationale gemeenschap meer en meer kritiek aan het uiten op het blanke regime, dat zich als reactie in zichzelf keerde. Voor de Apartheidsregering leek het alsof het regime langs alle kanten bedreigd werd door zwarte nationalisten en communisten.

De reactie van Malan was de strategie van de 'total onslaught'. Zuid-Afrika ging kernwapens ontwikkelen, met hulp van Israël. Alle buurstaten van het Apartheidsland werden geregeld ook eens binnengevallen door Zuid-Afrika, om zo guerillabewegingen en protestgroepen de kop in te drukken. Het regime gaf geld aan opstandelingen in Angola en Mozambique, regelmatig werden buurlanden gebombardeerd, zoals Zimbabwe, Botswana en Zambia. In 1981 volgde er een moordpoging op de Zimbabwaanse president Mugabe. In datzelfde jaar organiseerde Zuid-Afrika een coup in de Seychellen. Angola kreeg zelfs te maken met een regelrechte invasie. Leden van de anti-Apartheidsbeweging ANC werden opgejaagd tot in Europa: in Brussel, Parijs, Stockholm en Londen waren er pogingen - soms succesvol - om ANC-leden te vermoorden. Malan ging zelfs zo ver om een biologisch wapenprogramma goed te keuren.

Het mocht allemaal niet baten, Malan moest in 1991 aftreden onder druk van Nelson Mandela. In 1994 kwam Mandela aan de macht en moest Malan terechtstaan, de eerste minister van het Apartheidsregime die zich moest verantwoorden. In 1996 werd hij echter vrijgesproken. Hijzelf noemde zijn proces een 'zwarte dag' voor de nieuwe Zuid-Afrikaanse democratie; volgens activisten van het ANC hielp het vooral dat de rechter tijdens Malaans proces nog uit de Apartheid kwam.

Hij stierf tenslotte rustig thuis in Pretoria, 81 jaar oud.

zondag 17 juli 2011

Juan Maria Bordaberry : Poets wederom poets

In 1971 werden er presidentsverkiezingen gehouden in Uruguay. Het land had toen al wat te lijden gehad onder presidenten die iets te graag de macht behielden en communistische revolutionairen. De winnaar in 1971 was Juan Maria Bordaberry Arocena. Bordaberry had wel bijna iedereen omgekocht en zwaar gefraudeerd om aan de macht te komen, wat al niet veel goeds beloofde.


Hij bleek net zo autoritair als zijn voorgangers en doekte een pak burgerrechten op, zette vakbonden op de zwarte lijst en smeet geregeld mensen die hun mond opendeden in de gevangenis, waar ze ook nog eens duchtig gemarteld werden, al dan niet met de dood tot gevolg.


En toch was het leger, de echte baas in Uruguay, nog niet tevreden. In 1973 dreigde dat leger om Bordaberry buiten te smijten, tenzij hij zich als stroman liet gebruiken voor een militaire coup. Bordaberry stemde toe en regeerde de volgende drie jaar bij decreet, uiteraard met 'assistentie' van een Nationale Veiligheidsraad, toevallig gedomineerd door het leger.


In 1976 dan was het de beurt aan Bordaberry om opzijgezet te worden. Het leger was hem beu en had liever Alberto Demicheli aan de macht. Die luisterde beter.


Bordaberry ging dan maar terug naar zijn ranch, waar hij de volgende decennia in alle rust doorbracht. Tot hij in 2006 gearresteerd werd voor de moord op twee politici in 1976. In 2008 werd zijn pensioen waar hij als ex-staatshoofd recht op had, opgeschort en vorig jaar werd hij veroordeeld tot 30 jaar cel. Omdat hij al zo oud was, mocht hij zijn straf thuis uitzitten. Daar stierf hij dan ook, 83 jaar oud.

dinsdag 5 juli 2011

Milivoj Ašner : Op bezoek bij Haider

In juni 2008 konden journalisten hun ogen niet geloven: de Kroaat Milivoj Ašner , beschuldigd van oorlogsmisdaden tijdens de Tweede Wereldoorlog, zat op het Europees voetbalkampioenschap in het Duitse Klagenfurt de match te volgen, samen met zijn vrouw Edeltraut. Niet zo wereldschokkend, denkt u, ware het niet dat ze net een uitleveringsvraag geweigerd hadden op basis van slechte gezondheid. De mens was ondertussen al ver in de 90. Er was zelfs sprake van dementie en dergelijke. Asner was blijkbaar toch nog genoeg te been om de match te volgen, en zelfs om vrij enthousiast te supporteren (voor Kroatië). Ook een wandeling op de 8 mei-laan - genoemd naar de Geallieerde overwinning in Europa in de Tweede Wereldoorlog - kon er nog af.

Ašner werkte in 1941-1942 als chef van de fascistische Ustaše-politie in Pozega. Kroatië had zich in de oorlog onafhankellijk verklaard en bij Hitler en consoorten aangesloten. Ašner's job als Kroatische fasco-flik was het opsporen en deporteren van alles wat ook maar enig rasonzuiver was naar Nazi-normen - Serviërs, joden, zigeuners, noem maar op. Hij zou zo honderden mensen een enkel ticket naar de concentratiekampen bezorgd hebben. Hij werd per toeval ontdekt door een joodse onderzoeker die het joods kerkhof in zijn stad uitpluisde en zo via via op Ašner terechtkwam. Asner zelf was niet echt onder de indruk: "[He] is nothing but a vagabond, never done a day's work in his life. He's a Jew and because he's a Jew people think he's decent. He's an agent of Wiesenthal and Zuroff. These types don't impress me." Van vooroordelen gesproken.

In de laatste oorlogsmaanden vluchtte hij naar Oostenrijk en veranderde zijn naam in George Aschner. Hij leefde rustig en ongestoord verder, tot hij ontdekt werd door die vlijtige onderzoeker. Ašner leefde dan al in Klagenfurt, waar de aflijvige Jörg Haider toen nog gouverneur was. Die vond het overigens niet meer als normaal dat Ašner daar woonde: volgens hem was de Kroaat altijd vriendelijk en woonde hij in volle vrede met zijn Tiroolse buren.

Hoe het ook zij, gerechtelijke vervolging kwam er niet: Ašner overleed op 14 juni in zijn bejaardentehuis in Klagenfurt, 98 jaar oud... Het nieuws werd nu pas bekendgemaakt.

maandag 4 juli 2011

Otto : De laatste Habsburger

In 1912 kregen aartshertog Karel van Habsburg en zijn vrouw Zita hun eerste zoon, die direct de uitgebreide namen Franz Joseph Otto Robert Maria Anton Karl Max Heinrich Sixtus Xavier Felix Renatus Ludwig Gaetan Pius Ignatius meekreeg - gemakshalve wordt dat hierna Otto. De Eerste Wereldoorlog was nog niet uitgebroken en Europa was nog mooi verdeeld onder de kongshuizen, met als één van de oudste de Habsburgers op hun Oostenrijks-Hongaarse troon in Centraal-Europa, geregeerd door de ouwe krokodil Franz Joseph (tevens peetvader van de nieuwe spruit). Die had als troonopvolger aartshertog Franz Ferdinand. Die werd echter vakkundig (nu ja, eerder amateuristisch) afgeknald in Sarajevo (meteen het startschot voor de Eerste Wereldoorlog), waardoor Otto's vader Karel ineens troonopvolger werd. In 1916 legde Franz Joseph het loodje en werd hij opgevolgd door Karel. Otto was nu ineens kroonprins van één van de grootste rijken van Europa.
Lang duurde het niet, want in 1918 stortte de oude orde als een kaartenhuis ineen toen de Groote Oorlog eindigde. Karel werd van zijn tronen gestoten en ging met zijn familie in ballingschap. In 1922 overleed hij op het Portugese eiland Madeira. In 2004 werd hij evenwel zalig verklaard door Johannes Paulus II, omwille van het zwaar gewicht dat zijn geloof doorgaf op zijn politieke beslissingen.
Otto was nu de laatste vertegenwoordiger van de Habsburgse erfenis. Officieel had zijn vader nooit geabdiceerd, dus zoontje bleef ook aanspraak maken op de troon. Hij zat wel niet stil ondertussen: hij studeerde sociale en politieke wetenschappen in Leuven en vanaf de jaren '30 werd hij politiek actief. Otto streefde naar een Europese integratie, maar bleef ondertussen wel aartsconservatief (een familietrekje). Hij had een hekel aan communisme, maar dan ook weer aan de Nazi's. Toen die Oostenrijk opslokten, was Otto één van de weinigen die protesteerde. Het was zelfs zo erg dat de codenaam voor de geplande Duitse invasie van Oostenrijk in het geval van een eventuele Habsburse restauratie "Otto" was. Hitler veroordeelde de Habsburger ter dood en die vluchtte dan maar via België naar de VS.
Na de oorlog spande hij zich in voor een verenigd Europa. Van 1957 tot 1973 was hij vice-voorzitter van de Internationale Paneuropese Unie; vanaf 1973 tot 2004 voorzitter. Otto zetelde in het Europese Parlement voor de Beierse CSU van 1979 tot 1999. In 1961 bood generalissimo Franco, de Spaanse dictator, hem nog de Spaanse troon aan, maar Otto sloeg het aanbod af. In datzelfde jaar deed hij pas afstand van zijn aanspraken op Oostenrijk.
In 1989 organiseerde hij mee de Paneuropese Picknick op de grens van Oostenrijk en Hongarije, iets wat serieus mee bijdroeg aan de val van het Ijzeren Gordijn.
Toen zijn vrouw in 2010 stierf, kwam hij niet meer in het openbaar. De laatste Habsburger overleed vredig in zijn slaap, 98 jaar oud. Volgens de eeuwenoude familietraditie zal zijn lichaam bijgezet wordt in de crypte in Wenen. Zijn hart komt terecht in het Hongaarse Pannonhalma.