Ašner werkte in 1941-1942 als chef van de fascistische Ustaše-politie in Pozega. Kroatië had zich in de oorlog onafhankellijk verklaard en bij Hitler en consoorten aangesloten. Ašner's job als Kroatische fasco-flik was het opsporen en deporteren van alles wat ook maar enig rasonzuiver was naar Nazi-normen - Serviërs, joden, zigeuners, noem maar op. Hij zou zo honderden mensen een enkel ticket naar de concentratiekampen bezorgd hebben. Hij werd per toeval ontdekt door een joodse onderzoeker die het joods kerkhof in zijn stad uitpluisde en zo via via op Ašner terechtkwam. Asner zelf was niet echt onder de indruk: "[He] is nothing but a vagabond, never done a day's work in his life. He's a Jew and because he's a Jew people think he's decent. He's an agent of Wiesenthal and Zuroff. These types don't impress me." Van vooroordelen gesproken.
In de laatste oorlogsmaanden vluchtte hij naar Oostenrijk en veranderde zijn naam in George Aschner. Hij leefde rustig en ongestoord verder, tot hij ontdekt werd door die vlijtige onderzoeker. Ašner leefde dan al in Klagenfurt, waar de aflijvige Jörg Haider toen nog gouverneur was. Die vond het overigens niet meer als normaal dat Ašner daar woonde: volgens hem was de Kroaat altijd vriendelijk en woonde hij in volle vrede met zijn Tiroolse buren.
Hoe het ook zij, gerechtelijke vervolging kwam er niet: Ašner overleed op 14 juni in zijn bejaardentehuis in Klagenfurt, 98 jaar oud... Het nieuws werd nu pas bekendgemaakt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten